Wanneer het apparaat tijdens een meting
All manuals and user guides at all-guides.com
van de muur wordt opgetild, blijft het laat-
ste meetresultaat in het display bewaard.
Wanneer het apparaat weer op de muur
wordt geplaatst, start de meting opnieuw.
Voorbeelden van meetresultaten (zie de uitvouwbare pagina)
Object verloopt verticaal in de muur
A
Bij een aantal horizontale meettrajecten onder elkaar wordt telkens één
object weergegeven. De markeringen van het object liggen verticaal
onder elkaar. Bij verticale meettrajecten in hetzelfde bereik is er geen
weergave.
Object verloopt horizontaal in de muur
B
Bij horizontale meettrajecten in het te onderzoeken bereik is er geen
weergave. Bij een aantal verticale meettrajecten in hetzelfde gedeelte
naast elkaar wordt telkens één object weergegeven. De markeringen
van het object liggen horizontaal naast elkaar.
Puntobject (bijv. schroef)
C
Bij een aantal horizontale en verticale meettrajecten over hetzelfde op-
pervlak wordt telkens slechts op één plaats een object weergegeven.
De markeringen van het object kruisen elkaar op dezelfde plaats.
Aan de hand van de meetresultaten kunnen op regelmatige afstanden
objecten die meer dan eenmaal aanwezig zijn (zoals betonwapening en
holle ruimten in holblokstenen) van afzonderlijke objecten (zoals netlei-
dingen) worden onderscheiden. Verplaats het gereedschap daarvoor
over een groot meetbereik en vergelijk de meetresultaten.
Voorbeeld: In de afbeelding zijn drie regel-
matig geplaatste voorwerpen met een bij-
behorende boordiepte van 4 cm herken-
baar, die door hun plaats en diepte aan
betonwapening doen denken. Het vierde
voorwerp op een diepte van 2 cm kan bij-
voorbeeld een netleiding zijn.
Lokalisering van objecten
Beweeg voor het lokaliseren van een object het gereedschap zo lang in
de verplaatsingsrichting naar het object tot de middellijn g van het ge-
reedschap in het display precies boven de middellijn h van het gevon-
den object ligt. Het object bevindt zich dan precies onder het midden
van het gereedschap. Met de uitlijnhulp 9 kan de plaats van het object
worden gemarkeerd (afb.
).
De markering kan eveneens plaatsvinden met de buitenste randen van
het gereedschap (afb.
, met betrekking tot lijnen f).
Meetaanduiding wijzigen
Het apparaat geeft de meetresultaten standaard tot een diepte van
6 cm aan. Deze instelling is in het bijzonder geschikt voor muren van
lichtbeton, hout of holle baksteen, waarbij storende voorwerpen zoals
holle ruimten de meetindicatie vanaf een diepte van 6 cm onoverzich-
telijk laten worden.
Nederlands–5
1 609 929 C66 • (02.03) T