Berekeningsvoorbeelden een motor met 14-polig anker en schakelstand "Car" (2-polig
anker):
Displayweergave bij V = 8,0 en displayweergave bij RPM = 42000
42000 rpm / 8,0 V = 5250 rpm per Volt = weergave in de display bij KV
42000 rpm / 14 (aantal polen) = 3000 x 2 (schakelstand "Car" voor 2-polig)
= 6000 rpm = daadwerkelijke toerental van de motor
Displayweergave bij KV = 5250
5250 rpm / 14 (aantal polen) = 375 x 2 (schakelstand "Car" voor 2-polig)
= 750 rpm = daadwerkelijke toerental bij KV
Tip uit de praktijk:
De maximaal mogelijke displayweergave voor toerental (RPM) is 99999, voor
omdraaiingen per Volt (KV) 9999. In uitzonderingsgevallen kan het voorkomen, dat
de maximaal mogelijke displayweergave niet meer voldoende is. In dit geval meet
u de motor in de schakelstand "Flight". Bij de berekening moet u dan echter in de
formule met 6 vermenigvuldigen in plaats van met 2.
• Sluit met de universele klemmen van de accu-aansluitkabel (afb. 1, pos. 12) de motortester
aan op een geschikte accu. Na het aansluiten klinkt een pieptoon en gaat de display
branden. De motortester is nu ingeschakeld. In de display (afb. 1, pos. 3) ziet u de actuele
bedrijfsspanning (V).
Let bij de aansluiting van de motortester op een accu in ieder geval op de juiste
poling. Rood = plus, zwart = min. Vermijd kortsluitingen! Wordt dit niet nageleefd,
dan wordt de motortester eventueel onherstelbaar beschadigd. Verlies van de
vrijwaring/garantie!
Tip uit de praktijk:
Wij adviseren voor de voeding van de motortester een hoogwaardige Lipo-accu
met 2 cellen met ten minste 3000 mAh en een stroombelastbaarheid vanaf 20°C.
In de praktijk zitten modelbouwers voor de aansluiting van de accu op een model
resp. een lader aan een bepaald stekkersysteem vast. Voor een comfortabel, tegen
poolverwisseling beveiligde aansluiting van de motortester adviseren wij de accu-
aansluitkabel van de motortester uit te rusten met hetzelfde stekkersysteem.
• Druk voor het meten van de motor kort op de "Mode/Start"-toets (afb. 1, pos. 8). De motor
start. In de LED-indicator voor het toerental (afb. 1, pos. 2) gaan de eerste drie LED's
branden. In de display (afb. 1, pos. 3) worden de actuele waarden voor ingangsspanning (V),
nullasttoerental (RPM), nullaststroom (I) en omdraaiingen per Volt (KV) weergegeven.
• Met de toetsen "Dec" (afb. 1, pos. 6) en "Inc" (afb. 1, pos. 7) kunt u nu het toerental wijzigen.
Drukt u op "Dec", dan gaat het toerental omlaag tot de motor stilstaat en gaan de LED's één
voor één uit. Drukt u op "Inc", dan gaat het toerental omhoog en gaan meer LED's branden.
Het volledige toerental is bereikt als alle LED's branden.
Het toerental moet in principe slechts langzaam worden verhoogd. Anders kan het
bij zeer krachtige motoren bijv. gebeuren, dat bij te snelle toerentalverhoging de
motortester de testrun afbreekt (displayweergave: "Motor disconnected"). In dit
geval koppelt u de motortester kort van de accu en begint u de test opnieuw.
• Met de toets "Stop" (afb. 1, pos. 5) beëindigt u de testrun. In de display worden de laatste
meetwaarden bevroren en kunnen gemakkelijk worden afgelezen. De weergegeven waar-
den worden bij een nieuwe test overschreven resp. na het loskoppelen van de accu gewist.
Functie 2, Hall-sensoren controleren:
Hall-sensoren hebben bij Brushless-motoren de opgave, de toerental-insteller een "terugkop-
peling" te geven, op welk tijdstip zich waar in de motor een magneet bevindt. Motoren met
dergelijke sensoren werden aan het begin van de Brushless-motoren vaak gebruikt. Deze
techniek heeft het voordeel, dat een toerental-insteller "desmodromisch" en dus technisch
eenvoudiger kan worden gerealiseerd. Door de technische vooruitgang worden vandaag de
dag dergelijke motoren zelden aangeboden. Meestal zijn uitsluitend nog speciale motoren
met Hall-sensoren uitgerust. Bij storingen van de Hall-sensoren lijdt de motor ten minste
prestatieverlies of functioneert helemaal niet meer.
Om de Hall-sensoren te controleren gaat u als volgt te werk:
• De aansluiting van motoren met Hall-sensoren geschiedt op dezelfde wijze als onder
"Gebruiksaanwijzingen – Motorgegevens vaststellen" beschreven. Teven moet u de
sensoraansluitkabel in de bussen van motor en motortester steken (afb. 1, pos. 10).
• De testmodus voor Hall-sensoren is automatisch geactiveerd, als de motortester op de accu
werd aangesloten resp. nadat de vaststelling van motorgegevens met de toets "Stop" is
beëindigd.
• De LED's van de Hall-sensorindicator (afb. 1, pos.
4) moeten nu in een bepaalde volgorde gaan
branden. Neem hiervoor afb. 2 in acht.
• Draai de motoras langzaam met de hand, tot LED "A" brandt. Vervolgens draait u de motor
een stuk verder (motor "klikt" bij de volgende magneet "vast"). Nu moeten de LED's "A" en
"B" branden.
• Draai de motor weer in dezelfde richting een stuk verder en oriënteert u zich op de in afb.
2 getoonde LED-indicatoren, tot weer alleen LED "A" brandt.. De Hall-sensoren van de
motor zijn in orde, als de LED-indicatoren zoals in afb. 2 weergegeven te zien zijn. Is de
volgorde anders dan weergegeven of branden alle LED's gelijktijdig resp. helemaal niet, dan
zijn de Hall-sensoren defect.
Functie 3: "automaat"
De motortester beschikt over een "automaat", die een aangesloten motor vanaf een nullast-
toerental (ca. 2,5 V) in een vooraf bepaald toerental (tot ca. 7,2 V) regelt. De intervalsnelheid
kan hierbij gevarieerd worden.
Deze functie is zeer praktisch, als bijv. een aandrijving moet "inlopen" of een werkingscontrole
moet worden doorgevoerd. Met inachtname van de maximaal toegestane stroomsterkte van
18 A kan dit zelfs bij een in een model ingebouwde motor plaatsvinden. Hierdoor kan een
directe vergelijking worden gemaakt van het nullastverbruik van de motor in de uit- resp.
ingebouwde toestand en dus slotconclusies worden getrokken betreft eventueel aanwezige
wrijvingsverliezen van de aandrijving.
Voor de activering van deze functie gaat u als volgt te werk:
• De aansluiting van motoren geschiedt op dezelfde wijze als onder "Gebruiksaanwijzingen
– Motorgegevens vaststellen" beschreven.
• Om de automaatfunctie te activeren drukt u ca. twee seconden op de "Mode/Start"-toets. De
display schakelt nu over naar de weergave van de automaat-modus. In de display ziet u de
volgende waarden: "V=7,2V" (indicator knippert = voorinstelling van de maximale waarde =
analoog met de spanning stijgt of daalt het toerental van de motor), "RPM=0, T=5" en
"I=0,0A".
• Met de toetsen "Dec" en "Inc" kunt u nu de maximale waarde instellen. De laagste waarde
is 2,5V, de hoogste waarde is 7,2V.
• Druk op de "Stop"-toets. Nu knippert "T=5". Met de toetsen "Dec" en "Inc" kunt u nu een
waarde van 1 t/m 10 instellen. Hoe hoger de waarde is ingesteld, des te langer duurt het
oplopen van het laagste toerental (2,5V) naar het eerder ingestelde hoogste toerental (die
bijv. bij 6,0 V overheerst). Als u de "Dec"-toets lang genoeg vasthoudt, verschijnt in de
display "T=F". In deze stand is de interval uitgeschakeld. De motor zal na bediening van de
Start-toets met de eerder ingestelde spanning (tussen 2,5V - 7,2V) beginnen te lopen.
• Nu kan de automaatfunctie met de "Mode/Start"-toets worden gestart. De functie kan met
de "Stop"-toets weer worden beëindigd. Als u terug wilt naar de normale Test-modus, drukt
u op de "Mode/Start"-toets en houdt deze ca. twee seconden ingedrukt.
Let op!
Als u de automaatfunctie gebruikt bij een in een model ingebouwde motor, wordt
door de talrijke bewegende resp. roterende delen ook het risico op ongelukken
groter. Voor dergelijke testoprichtingen adviseren wij dringen een zorgvuldige
fixatie van het model op een montagestandaard. Bovendien mogen de maximaal
toegestane parameters (zie technische gegevens) niet worden overschreden.
Afvoer
Elektrische en elektronische producten mogen niet in het huishoudelijk afval!
Voer het product aan het einde van zijn levensduur af volgens de geldende
wettelijke bepalingen.
Technische gegevens
Bedrijfsspanning: ................................ 7,4 - 8,4V
Maximaal toegestane laststroom: ...... 18A bij 8,4V
Toerentalweergave: ............................ max. 99999
Weergave omdraaiingen/Volt: ........... max. 9999
Weergavetoleranties: ......................... +/- 5%
Turns: .................................................. min. 2,5 of hoger
Display: ................................................ 2 regels á 16 tekens, verlicht
Afb. 2
Deze gebruiksaanwijzing is een publicatie van de firma Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1,
D-92240 Hirschau (www.conrad.com).
Alle rechten, vertaling inbegrepen, voorbehouden. Reproducties van welke aard dan ook, bijvoorbeeld
fotokopie, microverfilming of de registratie in elektronische gegevensverwerkingsapparatuur, verei-
sen de schriftelijke toestemming van de uitgever. Nadruk, ook van uittreksels, verboden.
Deze gebruiksaanwijzing voldoet aan de technische stand bij het in druk bezorgen. Wijziging van
techniek en uitrusting voorbehouden.
© Copyright 2010 by Conrad Electronic SE.