Benzinemotor van Honda
2. Zet bij het starten van een koude motor de choke open (ON
naar links te duwen. Bij het opnieuw starten van een warme motor hoeft de choke in de regel
niet gebruikt te worden; maar is de motor enigermate afgekoeld, dan kan het nodig zijn de
choke gedeeltelijk open te zetten.
3. Zet de schakelaar om de motor AAN / UIT te zetten met de wijzers van de klok mee in stand 'I'.
4. Zet de gasklep in de stand voor stationair toerental door de gashendel helemaal naar
rechts te bewegen. Start de motor niet op volgas, want de trilplaat gaat meteen trillen zodra
de motor aanslaat.
5. Houd de bedieningshendel met één hand goed vast en trek met de andere hand aan de
repeteerstarter totdat u weerstand van de motor voelt. Laat de starter vervolgens los.
7. Herhaal deze handeling totdat de motor aanslaat.
8. Zet, zodra de motor loopt, de chokehendel geleidelijk aan in de stand UIT
9. Als de motor na verscheidene pogingen nog niet wil aanslaan, volg dan de aanwijzingen in de storingzoekgids op.
10. Zet de motor uit door eerst de gasklep in de stand voor stationair toerental te zetten en vervolgens de schakelaar om de
motor AAN / UIT te zetten tegen de wijzers van de klok in in stand 'O' te zetten.
11. Draai de brandstoftoevoer dicht.
Hatz Dieselmotor van Hatz
1. Zet de brandstoftoevoer open (ON
duwen.
2. Zet de motortoerentalregelaar in de stand Start.
3. Houd de bedieningshendel met één hand goed vast en trek met de andere hand aan de
repeteerstarter Trek aan de handgreep totdat u weerstand van de motor voelt. Laat de starter
vervolgens los.
uittrekt.
5. Herhaal deze handeling totdat de motor aanslaat.
6. Als de motor na verscheidene pogingen nog niet wil aanslaan, volg dan de aanwijzingen in de
storingzoekgids op.
7. Zet de motor uit door de gasklepregelaar in de stand voor stationair toerental te zetten en vervolgens de rode stopknop
ingedrukt te houden totdat de motor afslaat.
Hatz Dieselmotor (Elektrische Start)
1. Steek met de decompressiehendel in de stand '0' de sleutel in het contact en draai deze in positie 'I'
2. Draai de startsleutel in positie 'II'
3. Zodra de motor loopt, laat u de startsleutel los. Deze moet automatisch terugkeren naar positie 'I' en op die positie blijven
staan tijdens de bediening. Accuoplaad- en oliedrukwaarschuwingslichtjes moeten meteen na het starten uitgaan
Indicatorlichtje '1' is opgelicht wanneer de motor in werking is.
motor uit en zoek de oorzaak van het probleem.
VOORZICHTIG
6. Draai de startsleutel altijd in positie '0' voordat u de motor opnieuw start. Door opnieuw te vergrendelen, voorkomt u dat de
startmotor opnieuw ingeschakeld wordt en mogelijkerwijze defect raakt terwijl de motor nog draait.
7. Zet de controlehendel voor de snelheid op '1' en terug in de STOP-positie.
8. Zet bij motoren waarbij men geen toegang heeft tot de lagere motorensnelheden de controlehendel '1' terug en zet dan de
stophendel '2' in de richting van STOP. Houd de hendel in die positie tot de motor stilstaat.
9. Laat de stophendel '2' los wanneer de motor tot stilstand is gekomen en controleer of de hendel terugkeert naar zijn normale
10. Draai de sleutel in de 0-positie en verwijder de sleutel. De lichten dienen dan uit te gaan.
Aan-en Uitzetten
Activeer nooit de elektrische startknop wanneer de motor loopt of uitloopt naar stilstand. Het gevaar
bestaat dan dat het startrondsel of de vertanding van de starterkrans breekt
Zet de motor nooit stil door de decompressiehendel te verzetten. Tijdens arbeidspauzes of aan het
einde van een werkperiode, dient u de starthendel en de startsleutel op een veilige plaats te bewaren,
buiten het bereik van niet bevoegde personen.
44