Table des Matières
Publicité
Attentie: Schot en sproeier kunnen heet zijn!
- De instelmaten van de ontstekingselektroden moeten gecontro-
leerd resp. ingesteld worden (zie afb. 10).
Vervolgens de brander in bedrijfspositie brengen en de service-
schroef aandraaien.
2.5 Sproeiertabel
De in de sproeiertabel vermelde oliedebieten hebben betrekking op
een viscositeit van de voorverwarmde stookolie van ca. 2 mm
2.6 Minimumafmetingen van de stookruimte
Emissie-arme verbrandingswaarden zijn alleen mogelijk als de
minimumafmetingen van de stookruimte worden aangehouden (zie
afb. 21).
2.7 Olie-aanvoer
Voorziening en uitvoering van de installatie dienen te beantwoorden
aan DIN 4755. Bovendien moeten plaatselijk geldende voorschrif-
ten worden nageleefd. De stookolieleiding dient tot aan de ketel te
worden voorzien, zodat de stookolieslangen kunnen worden aan-
gesloten zonder enige spanning. Aan de zuigzijde dient een oliefil-
ter met snelafsluitkraan te worden ingebouwd. De retourzijde moet
worden voorzien van een terugslagklep. De brander kan worden
ingezet in È È npijpssystemen en in tweepijpssystemen. De stan-
daarduitvoering van de brander is voorzien voor een tweepijpsy-
steem. Het vacuum in de zuigleiding mag de 0,4 bar niet over-
schrijden. Bij een aanvoerhoogte aan zuigzijde van meer dan 3,5
meter (de brander staat hoger dan de olietank) moet een olieaan-
voerpomp worden voorzien. Bij werking met een olieaanvoerpomp,
met een olietank op hoger niveau dan de brander, moet met het
È È npijpssysteem worden gewerkt. Bij het werken met een È È npi-
jpsysteem moet de retouraansluiting ' R' aan de oliepomp worden
afgesloten en de schroef gekentekend met ' G' moet absoluut wor-
den verwijderd (zie afb. 13). De druk in de olieleiding mag de 1,5
bar niet overschrijden. Na het installeren van de stookolieleidingen
moet een dichtheidscontrole worden uitgevoerd met een druk van
minimaal 5 bar volgens DIN 4755. Tijdens deze dichtheidscontrole
mag de brander niet aangesloten zijn.
2.8 Dimensionering olieleiding
Oliepomp Danfoss BFP 21 L3, stookolie EL 6,0 mm
Waarden voor 8,4 mm
</s bij + 8°C
2
Lengte aanzuigleiding, tweepijpssysteem, tank lager (zie afb. 12)
Hoogte H
Ø 6 mm
0,0 m
17 m
0,5 m
15 m
1,0 m
13 m
1,5 m
11 m
2,0 m
19 m
2,5 m
17 m
3,0 m
15 m
3,5 m
13 m
Lengte aanzuigleiding, ÈÈnpijpsysteem, tank hoger (zie afb. 12)
Hoogte H
Ø 6 mm
4,0 m
100 m
3,5 m
100 m
3,0 m
100 m
2,5 m
100 m
2,0 m
100 m
1,5 m
197 m
1,0 m
165 m
0,5 m
132 m
Sproeier
tot 2,5 kg/h
Ø = binnendoormeter
/s.
2
/s bij + 20°C.
2
Ø 8 mm
Ø 10 mm
53 m
100 m
47 m
100 m
41 m
199 m
34 m
184 m
28 m
168 m
22 m
153 m
15 m
137 m
19 m
122 m
Ø 6 mm
Ø 8 mm
100 m
100 m
100 m
100 m
197 m
100 m
181 m
100 m
165 m
100 m
149 m
177 m
132 m
151 m
116 m
126 m
tot 5,0 kg/h
tot 10,0 kg/h
Attention: Il est possible que l'écran réducteur de pression et
le gicleur soient brûlants!
- Vérifier et éventuellement régler les références de position des
électrodes d'allumage (Cf. fig. 11). Mettre ensuite le brûleur en
position de service et visser la vis de service.
2.5 Tableau des gicleurs
Les débits de fioul indiqués dans le tableau des gicleurs se rap-
portent à une viscosité du fioul réchauffé de 2.0 mm
2.6 Dimensions minimales de la chambre de combustion
Les valeurs de combustion à faible émission d'après ne peuvent
être obtenues que si les dimensions minimales de la chambre de
combustion sont respectées (Cf. fig. 21).
2.7 Alimentation en fioul
La construction et l'installation du sytème doivent être réalisées
conformément aux normes DlN 4755. Respecter les prescriptions
locales. La conduite de fioul doit être amenée suffisamment près
du brûleur pour que les tuyaux puissent être raccordés sans con-
traintes. Dans la conduite, côté aspiration, monter un filtre à fioul
muni d'un robinet à fermeture rapide. lnstaller une soupape de
retenue dans la canalisation de retour. Le brûleur peut fonctionner
avec le système à 1 ou à 2 conduites. En série, le brûleur est prévu
pour fonctionner avec un système à deux conduites. Le vide dans
la conduite d'aspiration ne doit pas dépasser 0,4 bar. En cas de
puissance d'aspiration supérieure à 3,5 m, il faut monter une
pompe d'alimentation de fioul. En cas de fonctionnement avec une
pompe de circulation, ou lorsque la cuve à fioul est placé plus haut
que la pompe du brûleur, le brûleur doit fonctionner sur la système
à une conduite. Lorsque le brûleur fonctionne sur le système à une
conduite, la canalisation de retour R doit ètre fermée sur la pompe
du brûleur, et il faut impérativement
(Cf. fig. 11).
La pression dans la canalisation de fioul ne doit pas dépasser
1,5 bar. Une fois l'installation des canalisations de fioul terminée, il
faut procéder à une contrôle de l'étranchéité avec une pression de
min. 5 bar, conformément aux normes DlN 4755. Durant le con-
trô le, le brûleur ne doit surtout pas être raccordé à l'installati-
on.
2.8 Dimensions des canalisations de fioul
Pompe à fioul Danfoss BFP 21 L3 LE, fioul EL 6,0 mm
une température de +20°C
Longueur de la canalisation d'aspiration, système à 2 conduites,
cuve placée en bas (Cf. fig. 12).
Hauteur H
Ø 6 mm
0,0 m
17 m
0,5 m
15 m
1,0 m
13 m
1,5 m
11 m
2,0 m
19 m
2,5 m
17 m
3,0 m
15 m
3,5 m
13 m
Longueur de la canalisation d'aspiration, système à 1 conduite,
cuve placée en haut (Cf. fig. 12).
Hauteur H
Ø 6 mm
4,0 m
100 m
3,5 m
100 m
3,0 m
100 m
2,5 m
100 m
2,0 m
100 m
1,5 m
197 m
1,0 m
165 m
0,5 m
132 m
Gicleur
jusqu'à 2,5 kg/h jusqu'à 5,0 kg/h jusqu'à 10 kg/h
Ø = Diamètre intérieur
9
/sec environ.
2
retirer
la
vis
G
/sec pour
2
Ø 8 mm
Ø 10 mm
53 m
100 m
47 m
100 m
41 m
199 m
34 m
184 m
28 m
168 m
22 m
153 m
15 m
137 m
19 m
122 m
Ø 6 mm
Ø 8 mm
100 m
100 m
100 m
100 m
197 m
100 m
181 m
100 m
165 m
100 m
149 m
177 m
132 m
151 m
116 m
126 m
Publicité
Table des Matières
