de componenten van het apparaat schoon
en gaan ze niet vastkleven. Vastgekleefde
componenten kunnen tot een defect leiden.
1. Zet de druksproeier op een vlakke onder-
grond. Verwijder de tankdop (afb. 8, pos. 10).
Deze dient tegelijkertijd als maatbeker.
2. Giet de door de producent van het middel
vermelde hoeveelheid vloeistof (bijv. water) in
het sproeimiddelreservoir (afb. 9). Indien het
sproeimiddel nog niet werd bereid om het te
kunnen sproeien, voegt u vervolgens het af-
gemeten hoeveelheid concentraat werkzame
stoff en toe en sluit u het reservoir zorgvuldig.
3. Meng, indien dit nog niet is gebeurd, het con-
centraat werkzame stoff en met bijv. het water
door de druksproeier te schudden.
4. Breng aan het sproeimiddelreservoir de
benaming van het gebruikte sproeimiddel aan
(afb. 10)
6. Bediening
6.1 Inschakelen
Na de accu erin te hebben gezet schakelt u het
apparaat in met de Aan/Uit-schakelaar – scha-
kelaarstand 'I' (afb. 11).
6.2 Uitschakelen
Schakel het apparaat uit met de Aan/Uit-scha-
kelaar – schakelaarstand '0' (afb. 11).
6.3 Sproeien
WAARSCHUWING!
Neem het bijgevoegde boekje met de veiligheids-
instructies in acht.
•
Sproei niet met een te brede straal recht-
streeks op de planten of andere voorwerpen.
•
Als de trekker aan de pistoolgreep wordt
ingedrukt, dan kunnen er plotseling terugs-
lagkrachten optreden, en de sproeibuis kan
in het ongunstige geval in de richting van het
lichaam wijzen. Houd de pistoolgreep altijd
vast.
•
U kunt bij het sproeien de sproeibuis zoals
getoond in afbeelding 1 in de houder laten
zitten of uit de houder in de hand nemen.
6.3.1 Sproeien aan/uit
•
Om te sproeien de trekker aan de pistoolg-
reep indrukken (afb. 12).
•
Na loslaten van de trekker stopt de sproeist-
raal.
Anl_GE_WS_18-35_Li_SPK13.indb 102
Anl_GE_WS_18-35_Li_SPK13.indb 102
NL
•
Als de trekker ingedrukt en vervolgens naar
voor geschoven wordt (afb. 13), dan is hij
vergrendeld. Het apparaat sproeit zo lang,
tot de trekker weer naar achter getrokken en
losgelaten wordt.
Instructies!
1. Als er in de geïntegreerde pomp geen of te
weinig sproeivloeistof zit, dan loopt de pomp
na inschakelen van het apparaat. Druk meer-
dere seconden de trekker aan de pistoolg-
reep in. De pomp wordt gevuld, sproeimiddel
wordt onregelmatig uitgestoten. Als het spro-
eimiddel gelijkmatig wordt uitgestoten, dan
schakelt de pomp na loslaten van de trekker
uit en bij het indrukken weer in.
2. Als in het sproeimiddelreservoir een te ge-
ringe hoeveelheid sproeimiddel zit, dan zuigt
de pomp te weinig sproeivloeistof (vgl. 1.) en
loopt na loslaten van de trekker verder. Vul
sproeimiddel bij (z. hoofdstuk 5.6).
6.3.2 Sproeistraal instellen
Aan het mondstuk kan de sproeistraal van punt-
vormig tot waaiervormig (fi jne sproeinevel) voor
een groter vlak worden ingesteld.
1. Onderbreek het sproeiproces.
2. Draai de instelbare sproeikop tegen de klok
in, zodat u een smallere tot puntvormige spro-
eistraal krijgt (afb. 14, pos. 1).
3. Als u de instelbare sproeikop met de klok
mee draait, dan krijgt u een bredere sproeist-
raal (afb. 14, pos. 1).
6.3.3 Sproeibuis verlengen
1. Draai de vastzetmoer (afb. 15, pos. 3) tegen
de klok in los.
2. Trek de telescoopbuis naar buiten om de ge-
wenste lengte in te stellen (afb. 16).
3. Draai de vastzetmoer (afb. 15, pos. 3) met de
klok mee weer vast.
6.4 Transport
Transporteer het apparaat aan de handgreep (afb.
1, pos. 11) of met de draagriem (afb. 1, pos. 16).
7. Reiniging, onderhoud en
bestelling van onderdelen
Gevaar!
Trek vóór alle reinigingswerkzaamheden de
accu eruit. Reinig het apparaat in geen geval met
brandbare oplosmiddelen.
- 102 -
14.06.2022 14:18:05
14.06.2022 14:18:05