werkzaamheden aan het
muurwerk uitvoert.
– Onregelmatigheden in de
afstanden duiden bijvoor-
beeld op elektrische leidin-
gen of waterleidingen.
– Afhankelijk van de toe-
stand van de oppervlakken
kunnen er meetfouten op-
treden.
– Als u wat opspoort, moet
u steeds controleren of dit
eventueel een elektrische
leiding is.
– Als het bliksemsymbool
op het display verschijnt,
betreft het een stroomvoe-
rende elektrische leiding.
– Statische opladingen kun-
nen het detectiebereik van
een elektrische leiding met
maximaal 30 cm vergroten.
– Werk in dit gedeelte niet
aan het muurwerk.
– Werkzaamheden in het
gebied van elektrische
leidingen zijn alleen toege-
staan, als voordat het werk
begint gewaarborgd is, dat
de stroomtoevoer naar de
betreff ende leidingen on-
derbroken is.
– Het geregistreerde object
kan afhankelijk van de diep-
te breder of smaller zijn,
dan het display aangeeft.
– Markeer steeds het begin
en het einde van het ob-
ject. Het midden tussen de
beide markeringen is dan
het midden van het object.
U kunt de volgende objecten
(materialen) met het apparaat
opsporen:
• hout/balken (STUD), maxi-
male plaatsbepalingsdiepte
25 mm
• metaal (METAL), maximale
plaatsbepalingsdiepte 40 mm
• met de instelling DEEP kun-
nen bijzonder diep liggende
balken/hout en metalen delen
worden gepeild (max. plaats-
bepalingsdiepte 45 mm)
• elektrische leidingen (AC),
maximale plaatsbepalings-
diepte 70 mm
9