die niet zichtbaar is. De meet-
voelers zijn spits en kunnen
onder bepaalde omstandig-
heden het oppervlak indruk-
ken of beschadigen. Let erop
dat hoe zachter het materiaal
is, hoe eerder de meetstaven
insteekgaatjes achterlaten.
• Vochtrestanten op het opper-
vlak moet u voor de meting
droog wrijven.
• Voer de meting uit op ver-
schillende plaatsen en bere-
ken de gemiddelde waarde.
• Zouten verhogen het gelei-
dingsvermogen van water.
De meting kan daardoor ver-
keerd zijn en te laag uit vallen.
• Voor het meten van de
houtvochtigheid moet erop
worden gelet dat er steeds op
verscheidene punten van het
hout wordt gemeten, omdat
de vochtverdeling afhankelijk
van de vochtigheidsgraad
van het hout verschillend kan
zijn.
10
• Ook de vezelrichting in het
hout (dwars of langs) speelt
bij de meting een rol. Als
de meetstaven er met het
verloop van de vezels mee
worden ingestoken, zijn er ge-
makkelijk hogere waarden te
verwachten, omdat de weer-
stand in het hout kleiner is.
• Eventueel op het hout aan-
wezige schors moet op het
meetpunt worden verwij-
derd. Idealerwijs wordt aan-
bevolen om het houtblok bij
brandhout voor de meting te
splijten en op verscheidene
punten in het „inwendige" te
meten. Bijvoorbeeld op 5-10
cm afstand van de zaagkant
en nog eens in het midden.
• Let erop dat de materialen uit
verschillende loten, omdat
het natuurproducten zijn, qua
meetresultaat van elkaar kun-
nen afwijken.