OMBOUWVOORSCHRIFT
Werking controleren (E)
NL 8
1. Ontsteek de branders.
2. Controleer of het vlambeeld over het gehele regelbereik regelmatig
en stabiel is (zie afbeeldingen E1, E2 en E3, achterin deze instructie).
Belangrijk hierbij is dat:
• De vlam niet dooft in kleinstand;
• de brander niet 'afblaast' in volstand (te herkennen aan vlammen die
ver van de brander afstaan in combinatie met een 'sissend' geluid);
• Er geen lange gele vlammen zichbaar zijn.