Nederlands
Apparaat op het lichtnet
aansluiten
De spanning en de frequentie van het
apparaat (zie typeplaatje) moeten
corresponderen met de spanning en de
frequentie van het elektriciteitsnet.
De minimale beveiliging (zekering) van
de netaansluiting moet overeenkomstig
de technische gegevens zijn uitgevoerd
– zie "Technische gegevens".
Het apparaat moet via een
aardlekschakelaar op het
elektriciteitsnet worden aangesloten, die
de stroomtoevoer onderbreekt als de
aardlekstroom hoger is dan 30 mA.
De netkabel moet voldoen aan
IEC 60364 en aan de nationale
voorschriften.
De verlengkabel moet, afhankelijk van
de netspanning en de kabellengte, de
vermelde minimale doorsnede hebben.
Kabellengte
Minimumdiameter
220 V – 240 V:
tot 20 m
1,5 mm
20 m tot 50 m
2,5 mm
100 V – 120 V:
tot 10 m
2,0 mm
10 m tot 30 m
3,5 mm
302
N
De netsteker (1) in de
contrasteker (2) van de
verlengkabel steken
2
2
2
2
1
2
trekontlasting
3
5
4
N
Met de verlengkabel een lus (3)
vormen
N
De lus (3) door de opening (4)
steken
N
De lus (3) over de haak (5) geleiden
en vasttrekken
N
De steker van de verlengkabel in
een volgens de
installatievoorschriften aangesloten
contactdoos steken
FSE 60, FSE 71, FSE 81