Kenwaarden
Art.
Nominalespanningsbereik 6 - 48 V DC
Indicatie
Beschermingsklasse
Teststroom
Afmetingen
Gewicht
TÜV/GS
Bediening
Opmerking
Bij iedere controle alleen aan de
handgreep vastnemen, raak de
krokodilklem [5] en controlespits [2]
niet aan.
Spanningscontrole
Krokodilklem [5] aanbrengen op het massapo-
■
tentiaal (blank metaal aan auto).
Houd de controlespits [2] aan een zekering of
■
pluspool van de accu.
3 De LED (+) gaat branden indien er spanning is.
Accucontrole
Krokodilklem [5] aan de minpool van de ac-
■
cuklem klemmen.
Controlespits [2] van het apparaat aan de
■
pluspool houden.
3 De LED (+) gaat branden indien er spanning is.
Rem-/achterlichttest
Krokodilklem [5] aanbrengen op het massapo-
■
tentiaal (blank metaal aan auto).
Houd de controlespits [2] aan de lampfitting om
■
te controleren.
Leidingscontrole
Krokodilklem [5] aanbrengen op het massapo-
■
tentiaal.
Doorsteekeenheid [3] door middel van de zijde-
■
lings aangebrachte schuiver [4] terugtrekken, de
leiding vastklemmen en met de stift doorboren.
3 De LED (+) gaat branden indien er spanning is.
22
0715 53 07
4 LED's
IP 40
ca. 15 mA/48 V
145 x 25 x 16 mm
ca. 120 g
IEC/EN 61010-1
DIN VDE 0680, Deel 5
Polariteitscontrole
Klem de te controleren leiding op de krokodil-
■
klem [5].
Houd de controlespits [2] aan de pluspool van
■
de accu.
3 Als de kabel een massacontact heeft, dan gaat
de LED (+) branden.
3 Als de kabel spanning van de accu geleidt, dan
licht er geen LED op.
Voer dezelfde controle nogmaals uit door de
■
controlespits [2] aan de minpool van de accu
te houden.
3 Indien de leiding spanning bezit, licht de LED (-)
op.
3 Als de kabel een massacontact heeft, dan licht
er geen LED op.
Let op!
Niet meer dan 60 V DC aan de
controlespits [2] plaatsen. Indien deze
limiet overschreden wordt, kan het ap-
paraat beschadigd raken en bestaat er
gevaar voor de bediener.
Waarschuwing!
Het apparaat mag niet gebruikt
worden voor metingen in stroomcir-
cuits. Het apparaat mag niet gebruikt
worden voor de meting van span-
ningen die het spanningsbereik dat
in deze handleiding wordt vermeld,
overschrijden.
Waarschuwing!
Het apparaat mag niet gebruikt
worden voor metingen binnen andere
meetcategorieën, zoals CAT II, CAT III
of CAT IV.
Onderhoud
Indien het apparaat door dagelijks gebruik vuil
■
zijn geworden, kan het met een vochtige doek
gereinigd worden.
Nooit bijtende reinigings- of oplosmiddelen
■
gebruiken om het apparaat te reinigen.