L
DE 'VENT' INDICATIE
De 'VENT' indicatie begint te knipperen, is dat een teken dat de ruimte
onvoldoende wordt geventileerd (fig. L). De kachel zal vanzelf uitgaan. Blijft de
'VENT' indicatie nog knipperen nadat u extra hebt geventileerd, raadpleeg dan
uw dealer.
M
ONDERHOUD
Voordat u onderhoud pleegt, dient u de kachel uit te zetten en te laten afkoelen.
Trek vervolgens de stekker uit het stopcontact.
Uw kachel vergt weinig onderhoud. Wel dient u elke week even de ventilatorfilter
8 te reinigen met een stofzuiger. Het rooster 2 reinigt u met een vochtige doek.
Controleer ook met enige regelmaat het brandstofzeefje:
1 Haal de wisseltank 6 uit de kachel en verwijder het brandstofzeefje (fig. M).
Dit kan wat nadruppelen; houd een doekje bij de hand.
2 Klop het brandstofzeefje omgekeerd leeg op een harde ondergrond, om het
vuil te verwijderen. (Nooit reinigen met water!)
3 Plaats het brandstofzeefje weer in de kachel.
We raden u verder aan om stof en vlekken bijtijds af te nemen met een vochtige
doek, omdat er anders hardnekkige vlekken kunnen ontstaan.
Verwijder zelf geen onderdelen van de kachel. Neem voor een eventuele
!
reparatie altijd contact op met uw dealer. Indien het elektriciteitssnoer
beschadigd is, mag alleen een erkend installateur dit vervangen door het type
H05 VV-F.
N
OPSLAG (EINDE STOOKSEIZOEN)
Wij raden u aan de kachel aan het einde van het stookseizoen helemaal leeg te
branden. Berg de kachel aan het einde van het stookseizoen stofvrij op, zo mogelijk
met gebruik van de originele verpakkingsmaterialen.
Overgebleven brandstof kunt u een volgend stookseizoen niet meer gebruiken.
Maak deze dus op. Houdt u toch wat over, gooi deze brandstof dan niet weg, maar
volg de regels zoals die in uw gemeente gelden voor Klein Chemisch Afval.
Begin het nieuwe stookseizoen in elk geval met nieuwe brandstof en raadpleeg
deze gebruiksaanwijzing (zie hoofdstuk A).
O
VERVOER
Om te voorkomen dat uw kachel tijdens het transport brandstof lekt, moet u de
volgende maatregelen nemen:
1 Laat de kachel afkoelen.
2
Haal de wisseltank 6 uit de kachel en verwijder het brandstofzeefje (zie
hoofdstuk M, fig. M). Dit kan wat nadruppelen; houd een doekje bij de hand.
Bewaar het brandstofzeefje en de wisseltank buiten de kachel.
3 Duw de transportdop op de plaats van het brandstofzeefje (fig. N) en druk
deze goed aan. De transportdop zal, zoveel mogelijk, voorkomen dat
brandstof uit de kachel lekt gedurende transport.
4 Vervoer de kachel altijd rechtop.
5 Leeg de vaste tank met een brandstofpomp voorafgaand aan transport of in
het geval van gebruik van verkeerde of verontreinigde brandstof. Verwijder
eerst de brandstoffilter en plaats de brandstofpomp in de vaste brandstof-
tank. Volg deze procedure ook indien er water in de brandstoftank zit.
L: Als de 'VENT' indica-
tie knippert, is dat een
teken dat u extra moet
ventileren.
Brandstofzeefje
M
N
Transportdop
1
47