Gebruik
Storingen aan thermostaatkleppen worden
voornamelijk veroorzaakt door in de
leidingen achtergebleven vuil, zoals resten
van afdichtingsmateriaal, lasresten,
metaaldelen, zand of roest. Met behulp van
het montage-apparaat kan zonder de
verwarming uit te schakelen of leeg te
maken in enkele minuten worden
gecontroleerd of de klepafdichting nog
functioneert. Indien de klepafdichting door
vuil beschadigd is, kan deze worden
vervangen.
1. Bediening
1. Montage-apparaat strak vastdraaien
aan thermostaatklep.
2. Aftapkraan sluiten.
NL
3. Klepdeel losdraaien met steeksleutel
SW 17.
4. Klepdeel losschroeven.
5. Bedieningsas met klepdeel tot aanslag
uittrekken.
6. Afsluithendel dichtdraaien.
8