5.11.1 & §5.5.1
NB: Er kunnen niet meer dan vier sensoren
en drie slave-displaytoestellen worden verbonden.
Hiervoor is de PC-optie vereist.
NL
A
A
Lijst met gevonden sensoren of slave-toestellen
B
Natuur van de sensor (dynafor™ Pro, Expert,
Transmitter) of displayeenheid (dynafor™ HHD)
C
Identificatie van apparatuur (laatste negen cijfers van
serienummer)
D
Sensorcapaciteit in t
E
'Selecteer alle'-knop
U kunt navigeren via de pijltjesknoppen omhoog en
omlaag. (Zie figuur 1.) Sensoren die niet zijn gekoppeld
worden standaard aangemerkt met een rood kruisje.
Door op de OK-knop (zie figuur 1) te drukken wordt
de sensor geselecteerd om verbinding te maken. Het
kruisje wordt vervolgens groen.
Als u op de OK-knop van een sensor die al een
verbinding heeft (groen kruisje) drukt wordt het kruisje
rood. De sensor heeft dan geen verbinding tijdens de
validatiestap.
Alle sensoren kunnen geselecteerd worden door
op de OK-knop te drukken terwijl 'Selecteer alle' is
geselecteerd en gemarkeerd.
Nadat u ze allemaal hebt geselecteerd kunt u het
verbinden van de sensoren starten door de OK-knop
ingedrukt te houden.
De verbinding van een sensor wordt bevestigd als de
twee LED-lampjes aan de voorkant van de sensor drie
seconden achter elkaar worden geactiveerd.
Zodra de sensor(en) zijn verbonden schakelt het
product automatisch naar het hoofd-display.
Om terug te keren naar het hoofdmenu houdt u
de linkerknop één seconde ingedrukt. In dit geval
66
B
C
E
worden er geen wijzigingen aangebracht in de huidige
configuratie.
5.5.11.2. Configuratie submenu
NB: Een sensor wordt altijd geconfigureerd in
de slave-modus. Zie hoofdstuk 5.5.18 voor details over
het verbinden van andere displaytoestellen in de slave-
modus.
NB: De configuratie wordt opgeslagen als
het product wordt uitgeschakeld. Hij gaat verloren bij
aanpassingen aan de verbinding (extra sensoren,
vervanging, verwijdering).
§5.5.11.2
U kunt het submenu 'Configuratie' bereiken door
de OK-knop kort in te drukken (item E, fig. 1) als het
pictogram 'Configuratie' is gemarkeerd.
D
A
F
H
K
A
Aantal dynafor™ Transmitter WL-modellen dat
aanwezig is op het kanaal.
B
Aantal dynafor™ Pro-modellen dat aanwezig is op
het kanaal.
C
Aantal dynafor™ Expert-modellen dat aanwezig is op
het kanaal.
D
Aantal dynafor™ HHD- of DMU-modellen dat aanwezig
is op het kanaal.
E
Aantal dynafor™ AL128-modellen dat aanwezig is op
het kanaal. Niet gebruikt bij gebruik van dit product.
F
Configuratietabel:
• Regels vertegenwoordigen de displaytoestellen
• Kolommen vertegenwoordigen de sensoren
G
Identificatie van apparatuur (laatste negen cijfers van
serienummer)
H
Referentie master-displaytoestel.
I
Groen kruisje: Sensor weergegeven op het
displaytoestel dat correspondeert met de regel.
J
Rood kruisje: Sensor niet weergegeven op het
displaytoestel dat correspondeert met de regel.
K
Onderste banner toont de geselecteerde
sensorinformatie (5.5.2).
B
C
D
E
G
I
J