Plaatsing Van De Dompelpomp; Ingebruikname - Conrad 55 14 51 Notice D'emploi

7. Plaatsing van de dompelpomp

• Bevestig een voldoende sterk, waterbestendige kabel aan het handvat (2) om de dompelpomp vb. in de waterput
te laten zakken.
De dompelpomp mag nooit boven het netsnoer of de slang worden bevestigd! Daarbij kan het snoer
beschadigd worden. Er bestaat levensgevaar door elektrische schokken!
Maak de kabel aan een geschikte houder vast.
Plaats de dompelpomp niet met de aanzuigopening in vuil, modder of bladresten, vb. in een regenton, aangezien
hierdoor de pomp verstopt.
• Voor de aansluiting van de slang moet de meegeleverde L-vormige slangadapter worden gebruikt. Naargelang de
slangdiameter die wordt gebruikt, moet de slangadapter overeenkomstig worden verkort. Er moet ook worden
bepaald wanneer de schroefdraad van de slangadapter voor de aansluiting moet worden gebruikt.
• Aan de kant van het handvat (6) is er een oog (6). Dit oog dient om de kabel aan de vlotterschakelaar vast te maken.
Naargelang de positie waarin de kabel aan de vlotterschakelaar wordt vastgemaakt, volgt later het overeenkomstige
inschakel- of uitschakelwaterpeil.
Maak de kabel naar de vlotterschakelaar zeer zorgvuldig vast en stel de juiste kabellengte in voor uw gebruikslocatie.

8. Ingebruikname

• Nadat u de dompelpomp aan een kabel in de waterput hebt laten zakken, steekt u de stekker in een volgens de
voorschriften geïnstalleerde contactdoos met randaarding.
Voor buitenshuis gebruik moet het om een IP44-contactdoos gaan.
De stekker mag uitsluitend in de contactdoos worden gestopt, wanneer deze droog is. In het andere geval
bestaat levensgevaar door een elektrische schok!
• Wanneer de vlotterschakelaar juist is gepositioneerd, schakelt de dompelpomp zich in en begint deze water aan
te zuigen en via de uitlaatopening te pompen.
De dompelpomp is zelfaanzuigend en moet na enkele seconden water pompen.
• De dompelpomp schakelt zichzelf automatisch uit, wanneer de vlotterschakelaar naar beneden zakt.

De dompelpomp kan ook handmatig worden gebruikt door de vlotterschakelaar aan het overeenkomstig
oog van de dompelpomp vast te maken of door deze op een hogere positie te plaatsen.
De dompelpomp mag hier niet zonder toezicht worden gebruikt aangezien de dompelpomp zichzelf niet
uitschakelt wanneer er te weinig water is en daardoor beschadigd raakt.
45