4
Instellen van de emissiegraad
De geïntegreerde sensormeetkop ontvangt de hoeveelheid infraroodstraling die ieder lichaam afhankelijk
van het materiaal-/oppervlak uitstraalt. De graad van de uitstraling wordt bepaald door de emissiegraad
(0,01 tot 1,00). Bij de eerste inschakeling is de laser op een emissiegraad van 0,95 vooringesteld, een
waarde die voor de meeste organische stoffen evenals niet-metalen, (kunststoffen, papier, keramiek, hout,
rubber, verven, lakken en steen) van toepassing is. Voor materialen met afwijkende emissiegraden verwijzen
wij naar de tabel onder punt 9.
Bij ongecoate metalen zoals metaaloxiden die op grond van hun geringe en temperatuurstabiele emissiegraad
slechts beperkt geschikt zijn voor de IR-meting en bij oppervlakken met een onbekende emissiegraad
kunnen, indien mogelijk, lakken of matzwarte stickers worden aangebracht om de emissiegraad op 0,95
te zetten. Als dat niet mogelijk is, moet met een contactthermometer worden gemeten.
!
Na de inschakeling is de als laatste gebruikte emissiegraad ingesteld. Controleer de instelling van
de emissiegraad vóór iedere meting.
Het toestel beschikt over een snelkeuze van opgeslagen emissiegraden (0,95, 0,85, 0,75, 0,65, 0,55) en
over een exacte instelling tussen 0,01 en 1,00.
Snelle selectie emissiegraad
ON
1 sec
Nauwkeurige instelling emissiegraad
ON
3 sec
5
Modusselectie
ON
Warmtebrugmodus
CondenseSpot Plus
1x = 0,85
2x = 0,75
3x = 0,65
4x = 0,55
1 sec
5x = 0,95
Kort indrukken:
waarde + 0,01
SET
Lang indrukken:
waarde doorlopend
0,01 ... 1,00
Dauwpuntmodus
21
NL