Gebruik de machine niet meer als personen, met name
kinderen of dieren, zich in de buurt bevinden en wanneer u
het werkgebied wijzigt.
Sta niet toe dat andere personen, vooral kinderen, het
gereedschap of de accu aanraken.
Werk alleen met complete en correct aangebrachte
veiligheidsvoorzieningen (bv stootbeschermplaten en/of
opvangvoorziening) en verander aan de machine niets, wat
de veiligheid zou kunnen belemmeren.
Werkplaatsveiligheid
Maak uzelf met uw omgeving bekend en let op mogelijke
gevaren die u op grond van het motorgeluid eventueel niet
kunt horen.
Let op de omgevingsinvloeden.
Gebruik de machine niet in een vochtige of natte
omgeving.
Zet de machine niet in de regen buiten.
Werk niet bij slechte weersomstandigheden (b.v. regen,
gevaar van bliksem).
Werk niet direct aan zwembassins of tuinvijvers.
Werk niet in omstandigheden met weinig licht (bv. bij
mist of schemering), maar alleen bij daglicht of bij goed
kunstlicht.
Exploiteer het toestel naar mogelijkheid niet bij nat gras.
Verwijder vóór het snijden alle vreemde lichamen (bv
stenen, takken, draad, enz.). Let gedurende het werken op
verdere vreemde lichamen.
Indien u op vreemde lichamen stuit, schakel het toestel
alstublieft uit en verwijder het vreemde lichaam. Alvorens u
het toestel weer inschakelt, controleer het alstublieft op
eventuele beschadigingen en laat, indien nodig, reparaties
uitvoeren.
Veiligheidsinstructies voor draadloze
gereedschappen
Overbelast de machine niet. U werkt beter en zeker met de
juiste belasting van de machine.
Verander de regelaarinstelling van de motor niet; het
toerental regelt de veilige maximum werksnelheid en
beschermt de motor en alle zich draaiende delen tegen
schade door te hoge snelheid. Neem bij problemen contact
op met de klantenservice.
Apparaat resp. onderdelen van het apparaat niet
veranderen.
Attentie! Het werktuig loopt na! Rem het werktuig niet met
de hand.
Schakel de machine uit, verwijder de veiligheidssleutel
en zorg ervoor dat alle bewegende delen volledig zijn
gestopt:
reparatiewerkzaamheden
onderhouds- en reinigings- werkzaamheden
Verhelpen van storingen of blokkeringen
Transport en opslag
Meswissel
het verlaten van de machine (ook voor een
korte tijd)
Raak het apparaat aan met stenen, spijkers of andere
vreemde voorwerpen om het apparaat op beschadiging
te controleren. Werk alleen verder met de grasmaaier
na het uitvoeren van de nodige reparaties.
Controleer of het apparaat te veel begint te trillen
Onderzoek de machine op eventuele beschadigingen.
Voor het verdere gebruik van de machine moeten alle
veiligheidsvoorzieningen gecontroleerd worden op de
juiste montage en het goed functioneren. Hiertoe
behoort ook de opvangzak, indien voorhanden.
Controleer of onderdelen beschadigt of defect zijn. Alle
delen moeten correct gemonteerd zijn en alle
voorwaarden vervullen om een foutvrije werking te
waarborgen.
Beschadigde bescherminrichtingen en delen moeten,
indien noodzakelijk, door een erkende reparatiewerk-
plaats gerepareerd of verwisseld worden. Met
uitzondering indien in de gebruiks-aanwijzing anders
aangegeven.
Versleten
of
bevestigingsbouten mogen alleen in sets worden
vervangen om onbalans te voorkomen.
Beschadigde of onleesbare veiligheidsstickers dienen te
worden vervangen.
Onderhoudt uw grasmaaier met zorgvuldigheid:
Let erop dat alle moeren, bouten en schroeven vast
zitten.
Let erop dat de luchtopeningen schoon zijn.
Hou de handgrepen vrij van vet en olie.
Neem de onderhoudsvoorschriften in acht
Onderhoud de machine met zorgvuldigheid en houd ze
schoon.
Het toestel niet met water afspatten. (Gevarenbron
elektrische stroom).
Bewaar de machine in een droge en afgesloten ruimte,
buiten het bereik van kinderen.
Veiligheidsinstructies voor grasmaaiers
Schakel het apparaat uit en wacht tot de snijmessen
stoppen wanneer u:
de grasmaaier kantelt
vlakken die niet met gras zijn beplant, oversteekt
het toestel naar en van het werkbereik weg
transporteert
Starten of bedien de startschakelaar voorzichtig, in
overeenstemming met de instructies van de fabrikant. Let
vóór het inschakelen van de motor erop dat uw voeten in
een veilige afstand tenopzichte van de snijwerktuigen zijn.
Bij het inschakelen van de motor het toestel niet kantelen,
tenzij het toestel moet bij het proces worden opgetild. In dit
geval kantel het toestel slechts zo ver als nodig en til het op
de van de bedieningspersoon afgewende kant op.
Voer nooit handen of voeten aan of onder zich draaiende
onderdelen. Houdt u zich steeds van de uitgooiopening
vandaan.
Zorg vooral op schuine vlakken of op nat gras voor een
veilige stand en houd steeds het evenwicht. Voer het
toestel alleen in gangtempo.
Maai niet op te steile hellingen.
Maai op hellende vlakken dwars ten opzichte van de helling
en nooit op en neer.
beschadigde
snijmessen
en
67