Bakken:
Taart en gebak vereisen gewoonlijk een gematigde
temperatuur (150°C-200°C). Daarom is het nodig
om de oven ongeveer 10 minuten voor te
verwarmen.
Doe de ovendeur niet open voordat driekwart van
de baktijd is verstreken.
Bak kruimeldeeg in een springvorm of op een bakblik
tot tweederde van de baktijd. Vervolgens kunt u het
garneren en afbakken. De verdere baktijd hangt af
van de soort en hoeveelheid garnering of vulling.
Biscuitdeeg moet moeilijk van de lepel lopen. De
baktijd zou door te veel vloeistof onnodig langer duren.
Als er twee bakblikken met gebak tegelijkertijd in
de oven worden geschoven, dan moet er tussen
de blikken een niveau vrijgelaten worden.
Als er twee bakblikken met gebak tegelijkertijd in
de oven worden geschoven, dan moeten de blikken
na ongeveer 2/3 van de baktijd omgewisseld en
omgedraaid worden.
Braden:
Neem geen braadstukken die minder wegen dan
1 kg. Kleinere stukken kunnen tijdens het braden
uitdrogen. Donker vlees, dat van buiten goed
gebraden maar van binnen roze tot rood moet
blijven, moet bij een hogere temperatuur (200°C-
250°C) worden gebraden.
Licht vlees, gevogelte en vis hebben daarentegen
een lagere temperatuur (150°C-175°C) nodig. Doe
bij een korte bereidingstijd de ingrediënten voor de
saus of jus direct aan het begin in de braadslede.
Heeft het gerecht een langere bereidingstijd nodig,
voeg deze ingrediënten dan pas het laatste half uur
toe.
U kunt controleren of het vlees gaar is met behulp
van een lepel: als het vlees niet kan worden
ingedrukt, is het gaar. Rosbief en ossenhaas, die
van binnen roze moeten blijven, moeten op een
hogere temperatuur en in kortere tijd worden
gebraden.
Als u vlees direct op het rooster braadt, plaats dan
de braadslede op het onderste niveau zodat de
ATAG 13