Blaasfunctie (afb. H)
1. Om de blaasfunctie te gebruiken, verwijdert u
eerst de slang uit de inlaat en verwijdert u het
uitlaatrooster. Zie hierboven.
2. Sluit de slang aan op de blaasaansluiting in het
apparaat.
Opmerking
Wanneer het apparaat voor gebruik
van de blaasfunctie is gebruikt voor
het opzuigen van fijn stof, kan stof zich
in het binnenste van de slang hebben
opgehoopt, dat bij het blazen wordt uit-
gestoten. Er wordt aangeraden, voor het
gebruik van de blaasfunctie een aparte
slang te gebruiken.
Bediening
Draaischakelaar [6]:
OFF: Het apparaat is uitgeschakeld.
MAX: Het apparaat werkt op maximaal vermogen.
ECO: Het apparaat werkt met gereduceerd vermo-
gen. Maakt zo een langere werking op de accu
mogelijk.
Inschakelen van het apparaat
▸
Plaats de accu.
▸
Zorg ervoor dat de accu geladen is.
▸
Zet de draaischakelaar (6) in de gewenste stand.
Uitschakelen van het apparaat
Zet de draaischakelaar [6] op de stand OFF.
Na elk gebruik
▸
Leeg het reservoir [1].
▸
Reinig het apparaat van binnen en buiten met een
vochtige doek.
▸
Verwijder de accu
Opslag van het apparaat
▸
Bewaar de zuigslang [16] en toebehoren zoals
afgebeeld.
▸
Bewaar het apparaat in een droge ruimte en
beveilig het tegen onbevoegd gebruik.
▸
Het recht mondstuk [11] kan zoals in afb. J weer-
gegeven opgeborgen worden.
Opmerking
Het apparaat mag alleen binnen worden
opgeslagen en niet worden blootgesteld
aan regen.
64
Verzorging en onderhoud
Stofzuigers zijn uitgerust met veiligheidsvoorzienin-
gen om risico's te vermijden of te voorkomen, zoals
gedefinieerd in de ongevallenpreventievoorschriften
van de bedrijfsvereniging (Duits) BGV A1.
• In het kader van onderhoudswerkzaamheden
moet de gebruiker - voor zover hij over de
overeenkomstige vaardigheden beschikt - de
accu verwijderen, het apparaat demonteren,
reinigen en onderhouden. Hij mag zichzelf of
andere personen daarbij niet in gevaar brengen.
De te nemen voorzorgsmaatregelen omvatten bij-
voorbeeld het decontamineren van het apparaat
voordat het wordt gedemonteerd. Op de plaats
waar het apparaat wordt gedemonteerd, moet
uit voorzorg worden gezorgd voor geforceerde
ventilatie met filtering.
Bovendien moet bij de reiniging van oppervlak-
ken van te onderhouden delen voorzichtig te
werk worden gegaan een geschikte bescherming
van het personeel worden gegarandeerd.
• Het apparaat moet van buitenaf grondig worden
gereinigd. Daarbij moeten stoffen die schadelijk
zijn voor de gezondheid van welke aard dan
ook worden verwijderd. Als alternatief kan een
beschermlaag worden aangebracht voordat het
apparaat uit de gevarenzone wordt verwijderd.
Alle onderdelen van de apparatuur die uit de
gevarenzone worden verwijderd, moeten als ver-
ontreinigd worden beschouwd. U moet passende
maatregelen nemen om te voorkomen dat het stof
zich verspreidt.
• In het kader van onderhouds- en reparatiewerk-
zaamheden moeten alle verontreinigde onderde-
len die niet naar behoren kunnen worden gerei-
nigd, worden verwijderd. Dergelijke onderdelen
moeten worden verwijderd in ondoorlaatbare
zakken overeenkomstig de geldende voorschrif-
ten voor de verwijdering van dergelijk afval.
WAARSCHUWING
De veiligheidsuitrusting ter voorkoming van geva-
ren moet in goede staat worden gehouden en
regelmatig worden onderhouden. Dit betekent dat
medewerkers van de fabrikant of personen die door
de fabrikant zijn opgeleid, de apparatuur ten minste
eenmaal per jaar moeten controleren op een goede
werking, d.w.z. testen op lekken, beschadigde filters
enz.