NL
van de drukregelaar in stand "I" te brengen.
De werking van de compressor is volledig
automatisch, geregeld door de drukregelaar
die hem stilzet wanneer de druk in de tank de
maximum waarde bereikt en die hem terug
doet starten als de druk naar het minimum
niveau zakt. Normalerwijze is het verschil in
druk ongeveer 2 bar/29 psi tussen de
maximum en de minimum waarde. Bv - De
compressor stopt als hij 8 bar (116 psi) bereikt
(max. werkdruk) en start automatisch als de
druk in de tank gedaald is tot 6 bar (87 psi).
•
Na de compressor aangesloten te hebben
door de stekker in het stopcontact te steken,
de tank tot de maximum druk vol te pompen
en daarbij de juiste werking van de
compressor nagaan.
De kop/cilinder/overbrengingsbuis groep
kan hoge temperaturen bereiken,
opletten dat als men in de nabijheid van
deze onderdelen werkt, en ze niet
aanraken om brandwonden te vermijden
(fig. 12 - 13).
Regeling van de werkingsdruk
Fig.14
Het is niet nodig steeds de maximum werkdruk te
gebruiken, meestal zelfs heeft het pneumatische
gereedschap minder druk nodig.
Bij compressoren voorzien van een drukregelaar
is het nodig de werkdruk goed af te stellen. Met
behulp van de draaiknop op het reduceerventiel
kan de werkdruk ingesteld worden.
•
Door het verdraaien met de wijzers van de
klok mee, wordt de druk verhoogd.
•
Door het verdraaien tegen de wijzers van de
klok in, wordt de druk verlaagd.
De compressor heeft twee drukmeters en twee
punten waar een luchtslang kan worden
aangesloten:
•
Linker drukmeter: meet de druk bij de linker
uitlaat. De druk bij deze linker uitlaat kan
worden geregeld met behulp van de
reduceerafsluiter.
•
Rechter drukmeter: druk in de tank + druk bij
de rechter uitlaat.
De ingestelde druk kan geblokkeerd worden door
de ring onder de draaiknop in tegengestelde
richting van de draaiknop te draaien, zodat de
draaiknop gefixeerd wordt. De ingestelde druk is
zichtbaar op de manometer op het
16
reduceerventiel.
4. Onderhoud
Zorg er altijd eerst voor dat de stekker uit
het stopcontact is verwijderd, voordat u
met de onderhoudswerkzaamheden
begint.
De machines zijn ontworpen om gedurende lange
tijd probleemloos te functioneren met een
minimum aan onderhoud. Door de machine
regelmatig te reinigen en op de juiste wijze te
behandelen, draagt u bij aan een lange
levensduur van uw machine. Neem de volgende
maatregelen in acht tijdens onderhoud of
beëindiging van de werkzaamheden:
•
De drukregelaar is uitgeschakeld, ("0" stand).
•
De stekker is uit het stopcontact verwijderd.
•
De tank ontluchten met behulp van de
aftapkraan (14).
Storingen
In het geval de machine niet naar behoren
funktioneert, geven wij onderstaand een aantal
mogelijke oorzaken en de bijbehorende
oplossingen:
Luchtverlies
•
Kan afhangen van een slechte sluiting van
een verbinding.
•
Alle verbindingen controleren door ze nat
te maken met water en zeep.
De compressor draait maar pompt niet
Fig.19
•
Kan te wijten zijn aan de breuk van de kleppen
(C-C2) of van een pakking (B1-B2).
•
De beschadigde kleppen vervangen.
De compressor start niet
Als de compressor moeilijkheden heeft om te
starten, controleren:
•
Of de spanning op het net overeenkomt met
die op het plaatje met gegevens (fig.10)
•
Of er geen verlengsnoeren worden gebruikt
met een te kleine diameter of te grote lengte.
•
Of de omgevingstemperatuur niet te laag is
(lager dan 0°C).
•
Of de netvoeding intact is (stekker goed
aangesloten, magnetothermisch, zekeringen
niet stuk).
Ferm