De brander zal altijd minimaal 4 minuten blijven branden, ook al wordt de warmtevraag
binnen deze tijd weggenomen, dit om condensatie in de rookgasafvoersysteem te
voorkomen.
4. Einde warmtevraag: Als de warmtevraag wegvalt, zal de brander uit gaan en het toestel
zal ca. 3 minuten gaan na ventileren om het toestel na te koelen en extra luchtcirculatie
t.b.v. een optimale menging van de lucht (het verlagen van de temperatuurgradiënt) in
de ruimte. Display print
Het toestel zal maximaal 2 ontsteekpogingen doen alvorens in vlamstoring te vallen.
Bij vlamwegval tijdens bedrijf zal het toestel 1 herstartpoging doen.
Op het display van de print knippert A, gevolgd door een volgnummer (in dit geval een 1) en op
het display van de ruimtethermostaat wordt eveneens de storing 1 weergegeven.
7.3 Delta-T-regeling
Als de warmte boven in de ruimte blijft hangen kan het toestel deze warmte naar beneden
drukken en verdelen over de ruimte. Dit noemt men een verticale gradiënt regeling, ofwel de
delta-T-regeling
Het toestel meet het temperatuurverschil tussen boven en onder door middel van twee
temperatuursensoren, één op het toestel en één in de ruimtethermostaat. Deze meten continu
de temperatuurgradiënt. Wordt deze te groot (boven warmer dan beneden) (fabrieksinstelling
8° C), dan zal de unit de circulatieventilator op het minimum toerental (stand 1) inschakelen en
de warme lucht die zich onder het plafond heeft opgehoopt, naar beneden verplaatsen.
De Delta-T regeling functioneert alleen in combinatie met de voor dit toestel ontworpen
ruimtethermostaat, de Multi Therm C of S.
Uitschakelen delta-T-regeling
Is deze delta-T-regeling niet gewenst, dan kan deze in het menuprogramma "Instellingen" op de
ruimtethermostaat worden uitgeschakeld. Zie hiervoor ook de gebruikshandleiding van de
ruimtethermostaat.
7.4 Zomerventilatie
Het is mogelijk met het toestel de lucht in de ruimte onafhankelijk van de warmtevraag/-levering
te laten circuleren m.b.v. de ruimtethermostaten Multi Therm C of S, de zogenaamde
zomerventilatie. Indien gewenst kan de systeemventilator de lucht in de ruimte extra laten
circuleren op drie ventilatorniveaus 1, 2 of 3. Zie hiervoor de Gebruiksaanwijzing van de
Ruimtethermostaat Multi Therm C of S.
7.5 Temperatuurbeveiligingen
De temperatuurbeveiliging is uitgevoerd met een dubbele temperatuursensor (NTC) op de
warmtewisselaar van het toestel. Bij de toestellen met twee systeemventilatoren is een extra
temperatuurbeveiliging voor de 2
schema.
Als de temperatuur van de warmtewisselaar te hoog wordt, dan zal in 1
systeemventilator harder gaan draaien en in 2
vermogen van het toestel gaan branden.
Als de temperatuur toch nog blijft stijgen dan wordt het toestel uitgeschakeld en zal pas weer
inschakelen als de warmtewisselaar voldoende is afgekoeld. Display print: Knipperend E/1
Als het toestel veel te heet wordt, bijv. als de systeemventilator defect is dan valt het toestel in
storing en de regeling wordt vergrendeld. Display print: knipperend A/2 en display
ruimtethermostaat: storing 2. Het toestel dient dan na het oplossen van de storing met de hand
te worden gereset met de resetknop op de besturingsprint van het toestel of m.b.v. de
ruimtethermostaat (zie gebruikshandleiding ruimtethermostaat)
INSTRUCTIES/MANUEL TYPE HR
P
e
systeemventilator opgenomen, zie hiervoor het elektrische
e
instantie zal de brander op het minimum
e
instantie de
Pagina 13/43