waarde (van -10% tot +10%).
Post gas (Fig. L-4)
Hiermee kan de uitstroomtijd van het beschermgas worden ingesteld aan het einde
van het lassen (instelling 0÷5 seconden). Deze instelling garandeert bescherming van
het lassen en koeling van de toorts.
9.2 Instelling van de geavanceerde parameters
Om het instelmenu van de geavanceerde parameters te openen, houdt u tegelijkertijd
de knoppen (Fig. C-1) en (Fig. C-2) ten minste 1 seconde ingedrukt en laat u ze weer
los. Iedere parameter kan worden ingesteld op de gewenste waarde door aan de knop
te draaien/erop te drukken (Fig. C-2) (waarde wordt weergegeven in (Fig.L-7)) totdat
het menu wordt afgesloten.
10. TIG DC LASSEN: BESCHRIJVING VAN DE PROCEDURE
10.1 BASISPRINCIPES
TIG DC-lassen is geschikt voor alle staalsoorten met een laag of hoog koolstofgehalte
en voor zware metalen als koper, nikkel, titanium en hun legeringen (FIG. M). Voor
TIG DC-lassen met elektrode op de negatieve pool (-) wordt gewoonlijk een elektrode
met 2% cerium gebruikt (grijze band). De wolfraamelektrode moet axiaal op de
schijf worden gericht, zie FIG. N, waarbij de punt perfect concentrisch moet zijn om
afwijkingen van de boog te voorkomen. Het slijpen moet in de lengterichting van de
elektrode worden uitgevoerd. Dit moet periodiek worden uitgevoerd, afhankelijk van
het gebruik en de slijtage van de elektrode of wanneer de elektrode vervuild is geraakt,
is geoxideerd of niet juist is gebruikt. Om goed te lassen, moet de exacte diameter van
de elektrode met de exacte stroom worden gebruikt, zie tabel (TAB. 5). Gewoonlijk
steekt de elektrode 2-3 mm uit het keramische mondstuk. Dit kan 8 mm worden bij
lassen onder een hoek.
Het lassen gebeurt door samensmelting van de randen van de las. Voor dunne
gedeelten die goed zijn voorbereid (tot ongeveer 1 mm) is geen toevoegmateriaal
nodig (FIG. O). Voor grotere dikten zijn staafjes met dezelfde samenstelling als het
basismateriaal nodig die de juiste diameter hebben en moeten de randen goed
worden voorbereid (FIG. P). Voor een goed lasresultaat moeten de delen goed
worden schoongemaakt en moeten ze vrij zijn van roest, olie, vet, oplosmiddelen, etc.
10.2 PROCEDURE (LIFT START)
- Stel de lasstroom in op de gewenste waarde met de knop C-1;
Pas de stroom tijdens het lassen aan aan de werkelijke benodigde warmtetoevoer.
- Controleer of het gas goed uit de toorts stroomt.
De elektrische boog wordt gestart door de wolfraam-elektrode in contact te brengen
met en weer te verwijderen van het te lassen werkstuk. Deze startmethode
veroorzaakt minder elektrisch-uitgestraalde storing en verlaagt wolfraaminsluitingen
en slijtage van de elektrode.
- Plaats de punt van de elektrode met lichte druk op het werkstuk.
- Til de elektrode onmiddellijk 2-3 mm op om de boog te ontsteken.
Eerst geeft het lasapparaat minder stroom af. Na enkele ogenblikken wordt de
ingestelde lasstroom afgegeven.
- Om het lassen te stoppen, tilt u de elektrode snel van het werkstuk af.
10.3 LCD-DISPLAY IN TIG-MODUS (Fig. C)
TIG-werkingsmodus;
-
- Waarden tijdens het lassen:
lasspanning;
lasstroom.
11. MMA-LASSEN: BESCHRIJVING VAN DE PROCEDURE
11.1 BASISPRINCIPES
- Het is strikt noodzakelijk de aanwijzingen van de fabrikant te volgen die op de
verpakking van de gebruikte elektroden staan en die de correcte polariteit van de
elektrode en de desbetreffende optimale stroom aanduiden.
- De lasstroom moet geregeld worden in functie van de diameter van de gebruikte
elektrode en van het type van naad dat men wenst uit te voeren; bij wijze van
informatie zijn de bruikbare stromen voor de verschillende diameters van elektrode:
Ø Elektrode(mm)
1.6
2.0
2.5
3.2
4.0
5.0
6.0
- Gelieve hierbij op te merken dat met eenzelfde diameter van de elektrode, hoge
stroomwaarden gebruikt zullen worden voor het horizontaal lassen terwijl voor
het verticaal lassen of het lassen boven het hoofd lagere stromen zullen gebruikt
worden.
- De mechanische kenmerken van de gelaste naad worden, naast de intensiteit van
de gekozen stroom, bepaald door de andere parameters van het lassen zoals de
lengte van de boog, de snelheid en de stand van uitvoering, de diameter en de
kwaliteit van de elektroden (voor een correcte bewaring moet men de elektroden
uit de buurt van vochtigheid houden, ze zijn beschermd door de speciaal daartoe
bestemde verpakkingen of bakken).
OPGELET:
Afhankelijk van het merk, het type en de dikte van de bekleding van de elektroden,
kan er instabiliteit van de boog optreden die wordt veroorzaakt door de samenstelling
van de elektrode.
11.2 Procedure
- Terwijl men het masker VOOR HET GEZICHT houdt, de punt van de elektrode op
het te lassen stuk wrijven en hierbij een beweging uitvoeren alsof men een lucifer
aansteekt; dit is de meest correcte methode om de boog te ontsteken.
LET OP: NIET met de elektrode op het stuk TIKKEN; men zou het risico lopen
de bekleding ervan te beschadigen en bijgevolg de ontsteking van de boog te
bemoeilijken.
- Zodra de boog ontstoken is, trachten een afstand van het stuk te behouden die
overeenstemt met de diameter van de gebruikte elektrode en deze afstand zo
constant mogelijk houden tijdens de uitvoering van het lassen; men moet zich
Lasstroom (A)
Min.
Max.
25
50
40
80
60
110
80
150
140
200
180
250
240
270
herinneren dat de inclinatie van de elektrode in de richting van de voorwaartse
beweging ongeveer 20-30 graden moet zijn.
- Op het einde van de lasnaad moet men het uiteinde van de elektrode lichtjes
achteruit zetten in vergelijking met de richting van de voorwaartse beweging, boven
de krater om het vullen uit te voeren, vervolgens de elektrode snel optillen uit het
smeltbad om het uitgaan van de boog te bekomen (Aspecten van de lasnaad - FIG.
Q).
11.3 LCD-DISPLAY IN MMA-MODUS (Fig. C)
-
MMA-werkingsmodus;
- Waarden tijdens het lassen:
lasspanning;
lasstroom;
-
aanbevolen elektrodediameter.
12. RESET FABRIEKSINSTELLINGEN
De
instellingen
van
het
fabrieksinstellingen door de twee knoppen (Fig. C-1) en (Fig. C-2) in te drukken tijdens
het opstarten.
13. ALARMMELDINGEN
De reset is automatisch wanneer de oorzaak van het alarm is opgeheven.
Alarmmeldingen die op het display kunnen verschijnen:
Voor versie 180A en 200A:
- "
": Inschakeling van de thermische beveiliging van het lasapparaat. De werking
wordt onderbroken totdat de machine voldoende is afgekoeld.
- ALL 001: inschakeling van de over-/onderspanningsbeveiliging. Controleer de
voedingsspanning
- ALL 002: inschakeling ter bescherming tegen kortsluiting tussen toorts en massa.
Controleer of er geen kortsluitingen zijn in het lascircuit.
- ALL 003: inschakeling ter bescherming tegen overstroom in het lascircuit. Controleer
of de snelheid van de lasmof en/of de lasstroom niet te hoog zijn.
Bij het uitschakelen van het lasapparaat kan enkele seconden de mededeling
ALL 001 verschijnen.
Voor versie 270A:
- ALL 001 en "
": Inschakeling van de primaire thermische beveiliging van het
lasapparaat. De werking wordt onderbroken totdat de machine voldoende is
afgekoeld.
- ALL 002 en "
": Inschakeling van de secundaire thermische beveiliging van het
lasapparaat. De werking wordt onderbroken totdat de machine voldoende is
afgekoeld.
- ALL
003:
inschakeling
voedingsspanning.
- ALL
004:
inschakeling
voedingsspanning.
- ALL 010: inschakeling ter bescherming tegen overstroom in het lascircuit. Controleer
of de snelheid van de lasmof en/of de lasspanning niet te hoog zijn.
- ALL 011: inschakeling ter bescherming tegen kortsluiting tussen toorts en massa.
Controleer of er geen kortsluitingen zijn in het lascircuit.
- ALL 013: inschakeling vanwege ontbrekende interne communicatie. Als het alarm
blijft bestaan, neem dan contact op met een erkend assistentiecentrum.
- ALL 018: inschakeling vanwege alarm hulpspanning. Als het alarm blijft bestaan,
neem dan contact op met een erkend assistentiecentrum.
Bij het uitschakelen van het lasapparaat kan enkele seconden de mededeling
ALL 004 verschijnen.
14. ONDERHOUD
OPGELET! VOORDAT MEN DE ONDERHOUDSOPERATIES UITVOERT,
MOET MEN VERIFIËREN OF DE LASMACHINE UITGESCHAKELD IS EN
LOSGEKOPPELD IS VAN HET VOEDINGSNET.
14.1 GEWOON ONDERHOUD
DE OPERATIES VAN GEWOON ONDERHOUD KUNNEN UITGEVOERD WORDEN
DOOR DE OPERATOR.
14.1.1 Toorts
- Vermijden de toorts en haar kabel te doen steunen op warme stukken; dit zou het
smelten van de isolerende materialen kunnen veroorzaken en bijgevolg de toorts
snel buiten werking stellen.
- Regelmatig de dichting van de leiding en de gasaansluitingen controleren.
- De tang elektrodenhouder, de boorhouder tanghouder zorgvuldig koppelen aan
de diameter van de gekozen elektrode teneinde oververhittingen, een slechte
verspreiding van het gas en een bijhorende slechte werking te voorkomen.
- Minstens een keer per dag de staat van slijtage en de correcte montage van de
eindgedeelten van de toorts controleren: sproeier, elektrode, tang elektrodeklemmer,
gasverspreider.
- Voor ieder gebruik, de staat van slijtage en de juistheid van de montage
van de eindgedeelten van de toorts controleren: sproeier, elektrode, grijper
elektrodenhouder, gasverspreider.
14.1.2 Draadvoeder
- Regelmatig de staat van slijtage van de rollen draadtrekker verifiëren, regelmatig
het metalen stof wegnemen dat zich heeft afgezet in de tractiezone (rollen en
draadgeleider van ingang en uitgang).
14.2 BUITENGEWOON ONDERHOUD
DE OPERATIES VAN BUITENGEWOON ONDERHOUD MOETEN UITSLUITEND
UITGEVOERD WORDEN DOOR ERVAREN OF GESCHOOLD PERSONEEL OP
HET GEBIED VAN ELEKTRONICA-MECHANICA EN OVEREENKOMSTIG DE
TECHNISCHE NORM IEC/EN 60974-4.
OPGELET! VOORDAT MEN DE PANELEN VAN DE LASMACHINE
- 56 -
lasapparaat
kunnen
worden
voor
overspanningsbeveiliging.
voor
onderspanningsbeveiliging.
teruggezet
op
de
Controleer
de
Controleer
de