6.3 Gebruik van de aanlegladder
De ladder moet in de juiste opstelpositie
worden geplaatst, (hellingshoek 67°),
sporten of opstapjes moeten horizontaal
zijn
.
Aanlegladders voor toegang tot een
hoger gelegen vlak moeten ten minste
1 meter boven het aanlegpunt uitsteken
of worden uitgeschoven.
Leun de aanlegladder tegen een vlak,
stevige oppervlak.
Zet de ladder nooit van bovenaf in een nieuwe positie!
Gebruik de bovenste drie treden /
sporten van een aanlegladder niet als
standvlak.
6.4 Gebruik van de trapladder
Zijwaarts afstappen van de ladder is niet
toegestaan.
Letten op een volledige en geborgde
opening van beide ladderdelen vooraf-
gaand aan het gebruik.
Gebruik de bovenste twee treden /
sporten van een trapladder zonder
platform en vasthoudvoorziening voor
handen/knieën niet als stavlak.
6.5 Gebruik als schuifladder
Alle blokkeergrepen moeten vóór het
gebruik gecontroleerd en volledig
vastgeklikt zijn.
6.6 Gebruik als scharnierladder
Ladders met één of meerdere scharnieren moeten op de
grond liggend op- of in elkaar geklapt worden en niet in
hun gebruikspositie.
Controleren of de scharnieren zijn
vergrendeld.
NL
53