2. Plaats
Fig. 2-3
Fig. 2-5
2.4. Ventilatie en bereikbaarheid
2.4.1. Installatie op winderige plaatsen
Als het buitenapparaat wordt geïnstalleerd op een dak of een andere plaats waar de
wind vrij spel heeft, moet de luchtuitlaat van het apparaat zo worden gericht dat deze
niet rechtstreeks blootstaat aan krachtige windstoten. Krachtige windstoten die de
luchtuitlaat binnendringen kunnen de normale luchtstroom bemoeilijken en storingen
veroorzaken.
Hieronder volgen drie manieren om het apparaat tegen krachtige windstoten te be-
schermen.
1 Richt de luchtuitlaat naar de dichtstbijzijnde muur, op ongeveer 50 cm van de
muur. (Fig. 2-3)
2 Installeer een optionele uitlaatluchtgeleider en luchtgeleider als het apparaat wordt
geïnstalleerd op een plaats waar krachtige windstoten bij storm etc. rechtstreeks
de luchtuitlaat kunnen binnendringen. (Fig. 2-4)
A Uitlaatluchtgeleider
3 Plaats het apparaat indien mogelijk zo dat de luchtuitlaat in dezelfde richting blaast
als de seizoenswinden. (Fig. 2-5)
B Windrichting
3. Het buitenapparaat installeren
B
A M10 (3/8") bout
B Basis
C Zo lang mogelijk.
D Uitstroomopening
I RP35, 50
500
Min. 650
500
Min. 350
150
150
800
Fig. 3-1
Fig. 2-4
B
A
C
I RP35, 50
I RP60-140
D
D
I RP60-140
600
Min. 360
600
Min. 10
175
950
2.4.2. Bij installatie van één buitenapparaat (Raadpleeg de laatste
pagina)
De minimale afmetingen zijn als volgt aangegeven, behalve voor Max., hetgeen be-
tekent de Maximale afmetingen.
A
De getallen tussen haakjes gelden voor de RP100-140-modellen.
Raadpleeg voor alle gevallen de getallen.
1 Alleen obstakels aan de achterzijde (Fig. 2-6)
2 Alleen obstakels aan de achter- en bovenzijde (Fig. 2-7)
3 Alleen obstakels aan de achterzijde en de zijkanten (Fig. 2-8)
∗ 350 voor de RP35, 50
4 Alleen obstakels aan de voorzijde (Fig. 2-9)
∗ Bij gebruik van een optionele uitlaatluchtgeleider moet de vrije ruimte voor de modellen
RP100-140 ten minste 500 mm bedragen.
5 Alleen obstakels aan de voor- en achterzijde (Fig. 2-10)
∗ Bij gebruik van een optionele uitlaatluchtgeleider moet de vrije ruimte voor de modellen
RP100-140 ten minste 500 mm bedragen.
6 Alleen obstakels aan de achter- en bovenzijde en de zijkanten (Fig. 2-11)
∗ 350 voor de RP35, 50
• Maak geen gebruik van de optionele luchtgeleiders voor een opwaartse luchtstroom.
2.4.3. Bij installatie van meerdere buitenapparaten (Raadpleeg de laat-
ste pagina)
Laat een ruimte van minimaal 350 mm (RP35, 50) of minimaal 10 mm (RP60-140)
tussen de units.
1 Alleen obstakels aan de achterzijde (Fig. 2-12)
2 Alleen obstakels aan de achter- en bovenzijde (Fig. 2-13)
• Installeer niet meer dan drie apparaten naast elkaar. Laat bovendien ruimte vrij zoals afgebeeld.
• Maak geen gebruik van de optionele luchtgeleiders voor een opwaartse luchtstroom.
3 Alleen obstakels aan de voorzijde (Fig. 2-14)
∗ Bij gebruik van een optionele uitlaatluchtgeleider moet de vrije ruimte voor de modellen
RP100-140 ten minste 1000 mm bedragen.
4 Alleen obstakels aan de voor- en achterzijde (Fig. 2-15)
∗ Bij gebruik van een optionele uitlaatluchtgeleider moet de vrije ruimte voor de modellen
RP100-140 ten minste 1000 mm bedragen.
5 Opstelling met één parallel apparaat (Fig. 2-16)
∗ Bij gebruik van een optionele uitlaatluchtgeleider voor een opwaartse luchtstroom moet de
vrije ruimte ten minste 500 (1000) mm bedragen.
6 Opstelling met meerdere parallelle apparaten (Fig. 2-17)
∗ Bij gebruik van een optionele uitlaatluchtgeleider voor een opwaartse luchtstroom moet de
vrije ruimte ten minste 1000 (1500) mm bedragen.
7 Opstelling met boven elkaar geplaatste apparaten (Fig. 2-18)
• Er kunnen twee apparaten boven elkaar worden geplaatst.
• Installeer niet meer dan twee boven elkaar geplaatste apparaten naast elkaar. Laat boven-
dien ruimte vrij zoals afgebeeld.
• Zorg ervoor dat de eenheid op een stevig, waterpas oppervlak wordt geïnstalleerd
om geratel tijdens het gebruik te voorkomen. (Fig. 3-1)
(mm)
<Specificaties voor de fundering>
Funderingsbout
Dikte van het beton
Lengte van de bout
Draagkracht
• Zorg dat de lengte van de funderingsbout op een afstand van minder dan 30 mm
van de onderkant van de basis komt.
• Zet de basis van de eenheid stevig vast met vier M10-funderingsbouten op een
stevige ondergrond.
Installatie van het buitenapparaat
• Laat de uitstroomopening vrij. Als de uitstroomopening wordt geblokkeerd wordt de
werking van het apparaat bemoeilijkt, waardoor storingen kunnen ontstaan.
• Gebruik naast de basis van het apparaat de installatieopeningen aan de achter-
zijde om waar nodig bedrading etc. te bevestigen. Gebruik zelftappende schroe-
ven (ø5 × 15 mm of meer).
Waarschuwing:
• Het apparaat moet worden geïnstalleerd op een constructie die het gewicht
ervan kan dragen. Als het apparaat wordt geïnstalleerd op een instabiele con-
structie, kan het vallen en schade of letsel veroorzaken.
• Het apparaat dient volgens de instructies te worden geïnstalleerd om het
risico op beschadiging bij een aardbeving of storm te beperken. Een onjuist
geïnstalleerd apparaat kan vallen en schade of letsel veroorzaken.
175
M10 (3/8")
120 mm
70 mm
320 kg
31