Bij gordels met geïntegreerde „Sliding-D-band" is deze band
tijdens het gebruik aan verhoogde slijtage onderhevig. Als de band
zichtbaar versleten raakt (vezelbreuk, rafelige of gescheurde
randen van de band etc.), moet de „Sliding-D-band" uit
veiligheidstechnische overwegingen worden vervangen.
Bij vervanging mag uitsluitend de vervangingsset EDELRID
Sliding-D worden gebruikt. Deze vervangingsset bevat alle nodige
onderdelen en montage-instructies. De montage-instructies
moeten absoluut nageleefd worden, anders kan er een
levensgevaarlijke situatie ontstaan.
Gordels voor klimparcours/adventureparks:
Veilig verbinden van de gordel met een touw geschiedt door een
achtknoop aan de inbindlus, deze knoop dient tijdens het gebruik
regelmatig te worden gecontroleerd.
Bij het gebruik van andere systemen (bijvoorbeeld verbindings-
middelen of klettersteigsets) dienen deze door een geschikte
verbindingstechniek, bijvoorbeeld ankersteek (zie afbeelding) of
karabiner volgens EN 12275 resp. EN 362, met de inbindlus te
worden verbonden.
Klimparcours/adventureparks:
Attentie: De kracht waaraan het klimparcours-/adventure-
parksysteem wordt blootgesteld, mag niet hoger zijn dan 6 kN!
AANPASSEN EN INSTELLEN VAN DE GROOTTE (alle soorten
gordels, zie tevens afbeeldingen)
Voor het eerste gebruik moet de pasvorm, en bij verstelbare
gordels de overeenkomstige instelling van de grootte, in een
hangtest op een veilige plaats worden gecontroleerd. De keuze of
het instellen van de grootte mag de benodigde bewegingsvrijheid
in geen geval verminderen. De bevestigde gordel moet
comfortabel zitten, tussen de bovenbenen en beenlussen moet
nog een vlakke hand passen. Bij de juiste keuze of instelling van
de grootte mag bij een tien minuten durende hangtest geen
belemmering van de ademhaling en/of pijn optreden. Bij een
GAL_SAF_Harness ENERMONT 96 pages.indd 30
GAL_SAF_Harness ENERMONT 96 pages.indd 30
bevestigde gordel dienen de beslagdelen in het bereik van de
genitaliën en onder de oksels vermeden te worden. Het vrij hangen
in de gordel mag geen overmatige holle rug, te veel uitrekken of
druk op de genitaliën, lenden en het okselbereik veroorzaken. Bij
vrouwen moeten de lymfatische bloedvaten van de borst zoveel
mogelijk worden ontlast.
Bij opvanggordels conform EN 361 moet de positie van het
achterste opvangoog zodanig worden ingesteld, dat deze zich ter
hoogte van de schouderbladen bevindt. De voorste schouderdrager
moeten daarna zodanig worden ingesteld, dat de gordel dicht
tegen het lichaam aanligt maar niet knelt.
Gordel met „Sliding-D-band"
De gewenste werkpositie (lichaamshouding) moet met de
instelband worden ingesteld, die via de gesp (S) in lengte kan
worden versteld (zie afb. "gordel met sliding D-band").
Alle instelonderdelen dienen tijdens het gebruik regelmatig
te worden gecontroleerd.
AANSLAGPUNT
Om grote belastingen en kringelen bij een val te vermijden, moeten
de aanslagpunten voor de zekering altijd zo mogelijk loodrecht
boven de te zekeren persoon liggen. Het verbindingsmiddel van
het aanslagpunt naar de te zekeren persoon moet altijd zo strak
mogelijk worden gehouden.
Slappe touwverbindingen moeten worden vermeden!
Het aanslagpunt moet zo zijn gemaakt dat bij het fi xeren van een
verbindingsmiddel geen vastheidverminderende invloeden kunnen
optreden en het tijdens het gebruik niet wordt beschadigd.
Scherpe randen, kammen en afklemmingen kunnen de vastheid
sterk beïnvloeden, eventueel moeten deze door geschikte
hulpmiddelen worden afgedekt.
Het aanslagpunt en de verankering moeten bestand zijn tegen de
in de meest ongunstige gevallen te verwachten belastingen. Ook
bij de volgens EN 363 (valbeveiligingssystemen) voorgeschreven
02.04.2013 14:35:07
02.04.2013 14:35:07