13. VÓÓR DE EERSTE RIT
Laad de batterij volledig op vóór het eerste gebruik.
Zorg ervoor dat uw fiets klaar is voor gebruik en aangepast is aan uw lichaam,
inclusief het instellen van de positie en bevestiging van het zadel en het stuur.
Controleer de montage en instellingen van de remmen
Bevestig de wielen in het frame en de vork
Controleer van de bandenspanning
Zorg ervoor dat u weet welke hendel op welke rem werkt. Bedien en fiets eerst
op een rustige en veilige plaats.
Controleer of de wielen en steekassen en alle belangrijke bouten en moeren
goed vastzitten
Duw de wielen naar voren met aangetrokken remmen. De achterrem moet
volledig voorkomen dat het achterwiel beweegt, terwijl de voorrem het
achterwiel met zijn remeffect van de grond moet tillen. De besturing van de fiets
mag tijdens het remmen niet rammelen of zwenken (rechts/links).
De effectiviteit van de remmen kan afwijken onder natte omstandigheden of op
gladde oppervlakken. Houd bij het rijden rekening met de mogelijkheid van
langere remafstanden en gladde wegdekken.
Controleer de luchtdruk in de banden. Als algemene vuistregel, bijvoorbeeld
tijdens een rit, kunt u de bandenspanning als volgt controleren: Als u uw duim
op een opgepompte band legt, moet u niet in staat zijn om de vorm ervan
aanzienlijk te veranderen door druk uit te oefenen.
Controleer de banden en velgen op beschadigingen, scheuren of vervormingen,
maar ook op ingebedde deeltjes, zoals glasscherven of scherpe stenen.
Als u sneden, scheuren of gaten in de banden aantreft, dient u af te zien van het
rijden. Laat uw fiets eerst controleren door gekwalificeerde fietsmonteurs.
Anleitung-Frida-Franzi-Clara.indd 105
105
24.06.2020 09:12:23