Algemeen
WAARSCHUWING! Een motor laten lopen in
!
een afgesloten of slecht geventileerde
ruimte kan dodelijke ongelukken
veroorzaken door verstikking of
koolmonoxidevergiftiging.
Brandstof en brandstofdampen zijn zeer
brandgevaarlijk en kunnen leiden tot ernstig
letsel bij inademing en contact met de huid.
Wees daarom voorzichtig wanneer u met
brandstof werkt en zorg voor goede
luchtventilatie bij de brandstofhantering.
De uitlaatgassen van de motor zijn heet en
kunnen vonken bevatten die brand kunnen
veroorzaken. Start de machine daarom nooit
binnenshuis of in de buurt van licht
ontvlambaar materiaal!
Rook niet en plaats ook geen warm
voorwerp in de buurt van de brandstof.
Brandstof
LET OP! De machine heeft een viertaktmotor. Zorg ervoor
dat er altijd voldoende olie in de olietank zit.
Benzine
•
Gebruik loodvrije of gelode benzine van een hoge
kwaliteit.
•
Het aanbevolen laagste octaangehalte is 90 (RON).
Indien u de motor laat lopen op benzine met een lager
octaangehalte dan 90, kan het zogenaamde kloppen
optreden. Hierdoor stijgt de motortemperatuur wat tot
zware motorbeschadigingen kan leiden.
•
Waar milieuvriendelijke benzine, de zog. alkylaatbenzine,
verkrijgbaar is, moet deze gebruikt worden.
Motorolie
LET OP! Controleer het oliepeil voordat de grasmaaier
wordt gestart. Een te laag oliepeil kan ernstige
beschadigingen aan de motor veroorzaken.
•
Zie de instructies in het hoofdstuk "Onderhoud".
•
De motorolie moet de eerste keer vervangen worden na 5
uur bedrijfstijd. Zie Technische gegevens voor informatie
over het aanbevolen type olie. Gebruik nooit olie bedoeld
voor tweetaktmotoren.
BRANDSTOFHANTERING
Tanken
WAARSCHUWING! Stop de motor en laat
!
hem voor het tanken enkele minuten
afkoelen. Zorg dat de motor is uitgeschakeld
en dat de stopschakelaar in de STOP-stand
staat.
Gebruik altijd een benzinekan om morsen te
voorkomen.
Open de dop van de tank voorzichtig
wanneer u wilt tanken zodat eventuele
overdruk langzaam verdwijnt.
Maak de omgeving rond de tankdop schoon.
Draai de dop van de tank goed vast na het
tanken. Door nalatigheid kan er brand
ontstaan.
Verplaats de machine ten minste 3 m van de
tankplaats voor u de motor start.
Start de machine nooit:
•
Indien u brandstof of motorolie op de machine hebt
gemorst. Droog alles af en laat de benzineresten
verdampen.
•
Als u brandstof op uzelf of op uw kleding gemorst heeft,
trek schone kleding aan. Was de lichaamsdelen die in
contact zijn geweest met brandstof. Gebruik water en
zeep.
•
Als de machine brandstof lekt. Controleer de tankdop en
de brandstofleidingen regelmatig op lekkage.
Transport en opbergen
•
Bewaar en vervoer de machine en brandstof zo, dat
eventuele lekkage en dampen niet in contact kunnen
komen met vonken of open vuur, bijvoorbeeld van
elektrische machines, elektrische motoren,
stopcontacten/schakelaars, verwarmingsketels e.d.
•
Bij opslag en vervoer van brandstof moeten altijd speciaal
voor dat doel bestemde en goedgekeurde tanks worden
gebruikt.
Opslag voor lange tijd
•
Als de machine gedurende lange tijd niet gebruikt zal
worden, moet de brandstoftank leeggemaakt worden.
Vraag bij uw tankstation of bij de gemeente waar u de
afgetapte brandstof kwijt kan.
– 105
Dutch