NL
Veiligheid.
Kruip nooit onder de cultivator
wanneer hij in de hefinrichting van
de trekker hangt, voordat de
cultivator op verantwoorde wijze is
ondersteund en de trekker op de
rem staat.
Neem de regels in acht voor
transport van landbouwmachines
op de openbare weg.
Zorg ervoor dat de trekker
voldoende frontgewicht heeft, zodat
de voorwielen een goede grip op
de weg hebben als de cultivator in
de hefinrichting van de trekker
hangt.
Rijdt geen lange afstanden met
gevulde graantank. Dat belast de
machine onnodig.
Max. totaalgewicht van de
aangekoppelde zaaimachine: 1500
kg.
Heffen van de
zaaimachine.
Het hydraulische systeem voor het
heffen van de zaaimachine moet
ontlucht worden, voordat de
machine de eerste keer in gebruik
wordt genomen. Als er lucht in het
systeem zit kan de zaaimachine
met een klap naar beneden vallen
tijdens het laten zakken. De
zuigerstang bij de hefarm
afmonteren en druk zetten op de
cilinder zodat de zuigerstang een
paar keer heen en weer gaat.
Daarna de zuigerstang weer
monteren.
12
Gebruik van de
snelkoppeling.
Aankoppelen
Monteer de zwarte trekstang van
de cultivator in de hefarmen van de
trekker.
Monteer de bussen aan de
trekpennen. De bussen moeten
aan de buitenkant van de hefarmen
zitten, zodat ze de trekstang
ondersteunen tegen de buitenste
snelkoppelhaken van de cultivator.
De trekstang kan anders
gemakkelijk overbelast worden en
breken.
De clipsen aanbrengen – gebruik
geen clipsen van een mindere
kwaliteit dan de originele die van
gehard vederstaal zijn.
De trekker achteruit naar de
cultivator rijden, totdat de hefarmen
zich onder de tussenruimte van de
snelkoppelhaken bevinden.
Hef de trekstang op met de
hefinrichting van de trekker totdat
hij in de snelkoppelhaken van de
cultivator haakt.
Monteer de topstang.
Afkoppelen
Laat de hefinrichting zakken.
De topstang afmonteren en daarna
de snelkoppeling losmaken.
De trekstang van de trekker nemen
en op de cultivator zetten.
Instellen van de
topstang.
Het frame van de cultivator moet
tijdens het werk horizontaal zijn,
zodat de voorste en de achterste rij
tanden gelijke werkdiepte hebben.
Dit wordt met de topstang van de
trekker afgesteld.
Een kortere topstang heft de
achterste tanden omhoog, terwijl
een langere topstang de achterste
tanden laat zakken.
Als de cultivator door de grond
gaat, moet de topstang aan de kant
van de trekker lager zijn dan aan
de kant van de cultivator.
De topstang mag nooit horizontaal
staan, omdat de cultivator dan
onrustig gaat lopen en de trekker
moeilijk bestuurbaar wordt.
Instellen van de
werkdiepte van de
cultivator.
Stel de werkdiepte van de cultivator
in met de bouten aan de armen van
de pakker-/kooirol. De cultivator
opheffen voor het instellen van de
werkdiepte.
Vergeet niet de topstang bij te
stellen als de werkdiepte is
veranderd.
De pakker-/kooirol altijd zó instellen
dat de werkdiepte aan beide zijden
gelijk is.