Eerste inbedrijfstelling
Vóór het eerste gebruik
Het apparaat werd voor het verlaten van de fabriek
grondig gecontroleerd en zorgvuldig verpakt.
Bij beschadigde of geopende verpakking controleert
u het apparaat onmiddellijk na ontvangst op uiterlijk
herkenbare schade.
Neem en beschadigd apparaat nooit in gebruik. In
het geval van een eventuele reclamatie neemt u on-
middellijk met uw leverancier contact op.
Neem voor de eerste inbedrijfstelling de technische
gegevens alsook de veiligheidsinstructies in acht.
Montage
1. Neem de luchtreiniger, de standvoet, de bevesti-
gingsschroef en de inbussleutel uit de verpakking.
2. Leid de bevestigingsschroef van onderen door de
standvoet.
Instructie
Het montagegat voor de schroef is afgeschuind.
3. Schroef met de inbussleutel de standvoet aan de
standbuis van de luchtreiniger en trek de schroef
stevig aan.
4. Plaats het gemonteerde apparaat op de standvoet.
5. Verwijder de 3-traps filterpatroon uit het apparaat en
verwijder de beschermfolie.
6. Verwijder alle transportbeveiligingen boven en on-
der de 3-traps filterpatroon.
7. Plaats de 3-traps volgens de handleiding.
Zie: Plaatsen van de 3-traps filterpatroon
Plaatsen van de 3-traps filterpatroon
1. Trek de bedieningseenheid er naar boven toe uit.
2. Klap de bedieningseenheid opzij.
3. Verwijder de transportbeveiliging van de 3-traps fil-
terpatroon.
4. Plaats de 3-traps filterpatroon.
Instructie
De drie afstandshouders moeten in de inkervingen
van het apparaat worden geplaatst.
De 3-traps filterpatroon kan slechts in een positie
worden geplaatst.
5. Plaats de bedieningseenheid van boven in het ap-
paraat.
Instructie
De bedieningseenheid kan slechts in een positie
volledig worden vastgeklikt.
Is de bedieningseenheid niet volledig vastgeklikt,
dan kan het apparaat niet worden ingeschakeld.
Apparaat opstellen
1. Plaats het apparaat op een effen, stabiele onder-
grond.
Instructie
Plaats het apparaat niet op hete oppervlakken of in
de buurt van de verwarming.
Laat geen vloeistoffen of vreemde materialen (bijv.
metalen voorwerpen) in het apparaat terechtkomen.
2. Zorg ervoor dat de toevoerlucht (onder) en de lucht-
uitlaat (boven) niet gehinderd worden.
3. Sluit het apparaat met de voorhanden stroomkabel
op het stopcontact aan.
4. Uw Kärcher AFG 100 is nu bedrijfsgereed.
Instructie
We raden u aan om het apparaat bij de eerste keer
's nachts te laten doordraaien en hierdoor een ba-
sisreiniging van uw kamer te verkrijgen.
60
Apparaat in-/uitschakelen
1. Netstekker in stopcontact steken.
2. Druk op de aan/uit-toets om het apparaat in te scha-
kelen.
Instructie
Het apparaat start met de laatste instelling.
Als de ventilatorstand "0" is ingesteld, volstaat het
kort indrukken van de aan/uit-toets om het apparaat
uit te schakelen.
Ventilator in-/uitschakelen
Ventilator in-
schakelen
Ventilator uit-
schakelen
Instructie
In het automatische gebruik analyseert de sensor na
het inschakelen van het apparaat de luchtkwaliteit.
Deze procedure duurt minstens 2 minuten.
Na het analyseren van de luchtkwaliteit regelt de venti-
latorautomaat het apparaat automatisch.
1. Om de ventilator in te stellen, drukt u op de ventila-
tortoets.
De ventilatortoets brandt.
Instructie
De ventilatorautomaat regelt ten vroegste 2 minuten na
het inschakelen.
De ventilatorautomaat regelt ten laatste 15 minuten na
het inschakelen de ventilator optimaal.
Display
Betekenis
0
Ventilatorstand
1...5
Ventilatorstand 1...5
AU
Automatisch gebruik
Ventila-
Bedrijfsmodus
torstand
1 - 2
Stil continu ge-
bruik 's nachts
3
Continu gebruik
overdag
4
Continu gebruik
overdag
5
Snelloop
AU
Automatisch ge-
bruik
Nederlands
Inbedrijfstelling
Druk bij een uitgeschakelde ventilator
twee keer na elkaar op de ventilator-
toets.
De ventilator wordt op de laatst geko-
zen stand ingesteld.
Druk twee keer na elkaar op de venti-
latortoets.
Ventilator instellen
Indicatie
Ventilatorstanden
Toepassingsvoorbeeld
Slaapkamer
Kleinere ruimtes ca. 25
m²
Grotere ruimtes tot ca. 60
m²
Snelle luchtreiniging of bij
extreem verontreinigde
lucht.
Het automatische ge-
bruik past de ventilator-
snelheid aan de door de
sensor vastgestelde
mate van verontreiniging
van de lucht aan.