Controleer vóór elke ingebruikneming het apparaat op bescha-
■
digingen. Gebruik het apparaat alleen wanneer het apparaat en
het aansluitsnoer geen schade vertonen! Wanneer het apparaat
of het aansluitsnoer zijn beschadigd, moeten deze door de fa-
brikant, klantenservice of een professionele werkplaats worden
vervangen om gevaren te voorkomen.
Gevaar voor volgende groepen personen
■
De volgende personen mogen het apparaat uitsluitend na overleg met een arts
gebruiken:
– Dragers van een pacemaker of soortgelijke medische implantaten;
– Personen met hartaandoeningen of personen die aan epilepsie lijden;
– Personen met aandoeningen aan de rug of ruggengraat;
– Personen die aan osteomyelitis, infecties van het bot (in het bijzonder bij bescha-
diging van de ruggengraat) of aan osteoporose lijden;
– Zwangeren of vrouwen die kort geleden hebben gebaard;
– Personen die aan doorbloedingsstoornissen of trombose lijden;
– Personen die een operatie hebben ondergaan, waarvan de behandeling nog niet
is afgesloten;
– Personen met lichamelijke afwijkingen;
– Personen die een kwaadaardig gezwel hebben.
■
Als u onzeker bent of het apparaat mag worden gebruikt, met een verantwoordelijk
arts overleg voeren.
■
Gebruik het apparaat niet in de buurt van resp. op verwondingen, zwellingen, hui-
dirritaties, ontstoken huid, wratten, schimmelinfecties, een op een ziekte duidende
verandering van de huid of gevoelloze lichaamsdelen.
GEVAAR – Gevaar voor een elektrische schok
■
Het apparaat uitsluitend gebruiken en bewaren in gesloten ruimten. Het apparaat niet
gebruiken in ruimten met een hoge luchtvochtigheid.
■
Dompel het apparaat nooit in water of andere vloeistoff en! Zorg ervoor dat het ap-
paraat en het aansluitsnoer niet in het water kunnen vallen of nat kunnen worden.
■
Mocht het apparaat in het water vallen, onderbreekt u meteen de stroomtoevoer.
Probeer niet om het apparaat uit het water te trekken, terwijl het is aangesloten op
het stroomnet!
■
Raak het apparaat en het aansluitsnoer nooit aan met vochtige handen als deze
onderdelen zijn aangesloten op het stroomnet.
■
Gebruik het apparaat niet wanneer het niet goed functioneerde of in het water is ge-
vallen. Laat het vóór ingebruikname controleren in een gespecialiseerde werkplaats.
■
De stroomtoevoer naar het apparaat moet worden onderbroken als het niet onder
toezicht staat en voordat het wordt gereinigd.
29
NL