Bij bouwstaalmatten en wapeningen in de onderzochte ondergrond wordt
over het gehele oppervlak een uitslag in de meetindicatie f aangegeven.
Gebruik in dit geval altijd de zoomfunctie voor het zoeken. Bij bouwstaal-
matten wordt altijd vlak boven de ijzerstaafjes in het display het symbool h
voor magnetisch metaal weergegeven. Tussen de ijzerstaafjes verschijnt
het symbool i voor niet-magnetisch metaal.
Houten voorwerpen opsporen
Als u houten voorwerpen wilt opsporen, drukt u op de toets voor houtde-
tectie 5. In het display worden het symbool b voor houtdetectie en de indi-
catie van de zoomfunctie d aangegeven. De pijl onder de zoomindicatie d
knippert. De kalibreringsindicatie „AutoCal" g en de ring 1 gaan uit.
Plaats het meetgereedschap op het te onderzoeken oppervlak. Druk daarna
pas op de toets „ZOOM" 4 en houd deze ingedrukt. De verlichte ring 1
brandt nu groen. De kalibreringsindicatie „AutoCal" g wordt weer aange-
geven. De indicatie van de zoomfunctie d en de pijl daaronder gaan uit.
te lokaliseren. Nadat meermaals over hetzelfde gedeelte is bewogen, kan
het houten voorwerp zeer nauwkeurig worden aangegeven. Zolang het
meetgereedschap zich boven het houten voorwerp bevindt, is de ring 1
rood verlicht en klinkt een continu geluidssignaal. Boven het midden van
het houten voorwerp heeft de zoommeetindicatie f de grootste uitslag. De
zoommeetindicatie e is bij opsporen van houten voorwerpen niet actief.
Let op: Als u het meetgereedschap toevallig boven een houten voorwerp
op het te onderzoeken oppervlak hebt geplaatst en over het oppervlak hebt
bewogen, knipperen de meetindicatie f en de pijl onder zoomindicatie d en
knippert de ring 1 rood. Begin in dit geval opnieuw met de meting door het
meetgereedschap iets op de ondergrond te verplaatsen en de toets
„ZOOM" 4 opnieuw in te drukken.
Bij het opsporen van houten voorwerpen worden ook metalen voorwerpen
op een diepte van 20–50 mm als gevonden voorwerpen aangegeven. Om
houten en metalen voorwerpen te onderscheiden, kiest u de functie metaal-
detectie (zie „Metalen voorwerpen opsporen"). Als met deze functie op
dezelfde plaats een voorwerp wordt aangegeven, is het zonder twijfel een
metalen en geen houten voorwerp. Om verder naar houten voorwerpen te
zoeken, keert u terug naar de functie houtdetectie.
Spanningvoerende leidingen opsporen
Het meetgereedschap geeft leidingen aan die een spanning tussen 110 V
en 400 V voeren en waarvan de frequentie overeenkomt met de wijdver-
spreide standaard (wisselstroom met 50 resp. 60 Hz). Andere leidingen
(gelijkstroom, hogere/lagere frequentie of spanning) worden alleen als
metalen voorwerpen weergegeven.
Spanningvoerende leidingen worden aangegeven tijdens het opsporen
van metaal en tijdens het opsporen van hout. Als een spanningvoerende lei-
ding wordt gevonden, wordt in het display de indicatie a weergegeven.
Beweeg het meetgereedschap meermaals over het oppervlak om de span-
ningvoerende leiding nauwkeuriger te lokaliseren. Nadat meermaals over
1 609 929 J68 • 30.1.06
Beweeg het meetgereedschap, terwijl u de toets
„ZOOM" 4 ingedrukt houdt, gelijkmatig over de onder-
grond zonder het gereedschap op te tillen of de aandruk-
kracht te veranderen. Tijdens de meting moeten de
viltglijders 8 altijd contact met de ondergrond hebben.
Als een houten voorwerp wordt gevonden, slaat de meet-
indicatie f uit. Beweeg het meetgereedschap meermaals
over het oppervlak om het houten voorwerp nauwkeuriger
Nederlands–4