Als u het meetgereedschap wilt inschakelen, drukt u op een willekeurige
toets.
Als u het meetgereedschap met de toets voor houtdetectie 5 of met de
toets voor metaaldetectie 6 inschakelt, bevindt het zich meteen in de
gewenste detectiefunctie.
Als u het meetgereedschap met de aan/uit-toets 7 of de toets „ZOOM" 4
inschakelt, bevindt het zich in de detectiefunctie waarin het de laatste keer
is gebruikt.
Na een korte zelftest is het meetgereedschap gereed voor gebruik. Als het
meetgereedschap zich in de functie metaaldetectie bevindt, wordt door
een vinkje achter de kalibreringsindicatie „AutoCal" g aangegeven dat het
meetgereedschap gereed voor gebruik is.
Als u het meetgereedschap wilt uitschakelen, drukt u op de aan/uit-toets 7.
Als er ongeveer 5 min geen toets op het meetgereedschap wordt inge-
drukt, wordt het meetgereedschap automatisch uitgeschakeld om de bat-
terij te ontzien.
Functies
Het meetgereedschap detecteert voorwerpen onder het sensorbereik 9.
Metalen voorwerpen opsporen
Als u metalen voorwerpen wilt opsporen, drukt u op de toets voor metaal-
detectie 6. In het display wordt het symbool c voor metaaldetectie weerge-
geven, de ring 1 is groen verlicht.
opspoort en de meetindicatie f niet uitslaat, drukt u op de toets „ZOOM" 4
en houdt u deze ingedrukt terwijl u verder over het gebied beweegt. Let voor
het opsporen alleen op de zoommeetindicatie e.
Als er zich metaalinsluitingen in het te onderzoeken materiaal bevinden, wordt
in de meetindicatie f een continu signaal weergegeven. Druk vervolgens op
de toets „ZOOM" 4 en houd deze ingedrukt terwijl u verder over het gebied
beweegt. Let voor het opsporen alleen op de zoommeetindicatie e.
Als het gevonden metalen voorwerp van magnetisch metaal is (bijvoor-
beeld ijzer), wordt in het display het symbool h weergegeven. Bij niet-mag-
netisch metaal wordt het symbool i weergegeven. Voor het onderscheid
tussen de metaalsoorten moet het meetgereedschap zich boven het
gevonden metalen voorwerp bevinden (ring 1 is rood verlicht). Bij een zwak
signaal is de indicatie van het soort metaal niet mogelijk.
1 609 929 J68 • 30.1.06
Plaats het meetgereedschap op het te onderzoeken
oppervlak en beweeg het zijwaarts. Als het meetgereed-
schap in de buurt van een metalen voorwerp komt, neemt
de uitslag van de meetindicatie f toe. Als het gereedschap
verder van het voorwerp verwijdert raakt, neemt de uitslag
af. Op de positie van de maximale uitslag bevindt het meta-
len voorwerp zich onder het midden van de sensor (onder
de markeringsopening 2). Zolang het meetgereedschap
zich boven het metalen voorwerp bevindt, is de ring 1 rood
verlicht en klinkt een continu geluidssignaal.
Als u het voorwerp nauwkeurig wilt lokaliseren, drukt u op
de toets „ZOOM" 4 en houdt u deze toets ingedrukt ter-
wijl u het meetgereedschap meermaals (3x) over het voor-
werp beweegt. In het display wordt de indicatie van de
zoomfunctie d weergegeven. Boven het midden van het
metalen voorwerp heeft de zoommeetindicatie e de groot-
ste uitslag.
Als u zeer kleine of diep liggende metalen voorwerpen
Nederlands–3