dingslucht welke zich aan de achterzijde van de kachel bevindt, zie afbeelding 6.
Het andere uiteinde van deze slang, of gelijkwaardige leiding, moet schone lucht
van buiten aanzuigen. Zie afbeelding 3 en 4A t/m 4E.
Zorg ervoor dat de leiding voor de verbrandingslucht te allen tijde verse
lucht van buiten aan kan zuigen.
7. BENODIGDE VENTILATIE VAN DE RUIMTE TIJDENS
GEBRUIK KACHEL
De kachel mag niet gebruikt worden indien de lucht voor de verbranding
uit de kamer wordt genomen of indien er gebruik wordt gemaakt van
een luchtafzuigsysteem, hetelucht verwarming of andere apparaten welke
invloed hebben op de luchtdruk in de ruimte. Deze apparatuur dient te
worden uitgeschakeld.
Zorg dat er voldoende verse lucht de ruimte binnenkomt. Buiten de normale ven-
tilatiebehoefte voor de ruimte is per uur 50 m³ extra lucht nodig.
Ventilatieopeningen moeten zich dicht bij de vloer bevinden. Kies de plaatsen van
de openingen zorgvuldig. Ventilatieopeningen mogen niet worden geblokkeerd
(binnen noch buiten).
Zorg voor een verse-luchtinlaat in de ruimte met een doorsnede van ten minste
een kwart van de doorsnede van de rookafvoer, met een minimum van 100 cm².
Voor kachels geïnstalleerd in ruimten met mechanische ventilatie gelden de vol-
gende richtlijnen:
Capaciteit van mechanische
ventilatie [m
/h]
3
<50
50 – 100
101 – 150
8. PLAATSEN VAN DE KACHEL
Het apparaat nooit installeren of onderhoud uitvoeren terwijl de stekker
in het stopcontact zit. Zorg altijd dat de kachel is losgekoppeld van het
elektriciteitsnet!
1.
Controleer voor de definitieve plaatsing van de kachel of de vloer voldoen-
de sterk is om het gewicht van de kachel te dragen. Let op: het gewicht van
de kachel wordt verdeeld over vier stelpoten. Versterk eventueel de vloer.
2.
Zet de kachel horizontaal door het verstellen van de stelpoten. Gebruik
hiervoor een waterpas. Zorg ervoor dat alle vier de stelpoten met evenveel
kracht de vloer raken.
Extra benodigde
ventilatiedoorsnede [cm
140
280
420
]
2
1
101