Stop met het gebruiken van het toestel bij een abnormale verbranding (rook, gele
vlam, onstabiele vlam, enz.) en neem contact op met uw plaatselijke dealer.
Raak tijdens of kort na gebruik geen delen van het toestel aan. De behuizing van
het toestel kan heet worden. Draai alleen aan de knoppen B en H en de aan/uit-
knop M.
UITSCHAKELEN EN AFKOPPELEN
Extra instructies voor het op de juiste volgorde afkoppelen van de warm water
geiser ter voorkoming van (water-) schade:
1.
Aan/uit schakelaar uit zetten en de batterijen uitnemen.
2.
Gasfles dicht draaien en vervolgens de gasleiding afkoppelen.
3.
Koud watertoevoerkraan dicht draaien.
4.
Laat de sproei kop en de waterslang leeglopen (bv. in emmer).
5.
koud watertoevoerslang afkoppelen en warmwaterslang (richting
sproeikop) afkoppelen. laat het toestel enige tijd leeglopen en monteer dan
de afsluitkapjes terug op de leidingen.
LET OP: het toestel bevat mogelijk nog water. Bij het afkoppelen van de
koud- en warmwater leiding zal dit water er dus uitstromen!
6.
Laat het toestel en de accessoires drogen. Berg alles droog op in de originele
verpakking.
ONDERHOUD
1.
Zet het toestel uit en sluit de kraan op de gasfles. Laat het toestel minstens
10 minuten afkoelen vóór het reinigen.
2.
Houd het toestel proper. Verwijder stof en ander vuil met een vochtige doek.
Gebruik normale reinigingsproducten voor hardnekkige vlekken. Reinig de
verwarmer één maal per jaar grondig.
3.
Controleer het elke keer voor gebruik. Gebruik een mengeling van water
en zeep om de aansluitingen te controleren op lekken. Wanneer er blaasjes
verschijnen is er een lek. Het moet onmiddellijk hersteld worden.
4.
Controleer de koppeling van de slang met de regelaar elke keer voor gebruik.
Wanneer de slang sporen vertoont van slijtage of scheuren vertoont moet
deze onmiddellijk vervangen worden.
5.
De toestel moet eens per jaar door een gecertificeerde onderhoudsdienst
nagekeken worden. Het toestel mag niet geïnstalleerd en/of gebruikt worden
in kamers.
6.
De nodige onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd om het
toestel na gebruik terug in dienst te nemen.
7.
Als het toestel of een van zijn onderdelen werd gedemonteerd, moeten de
aanwezige dichtingen worden vervangen.
8.
Alleen originele onderdelen van de fabrikant mogen worden gebruikt ter
vervanging.
9.
WAARSCHUWING: De veiligheidsvoorziening mag niet buiten werking
worden gesteld. Ongepaste manipulatie van de veiligheidsvoorziening kan
ernstige letsels en/of schade veroorzaken.
1
77