OPBOUW VAN DE LEICA SL-OBJECTIEVEN
NL
Alle Leica SL-objectieven vertonen in principe dezelfde uiterlijke opbouw: er zijn aan de voorste greep
een buitenbajonet
voor de tegenlichtkap
en een binnendraad
voor filters, een instelring voor
2
2a
1
2c
de afstand
en een rode indexknop voor de wisselen van het objectief
.
3
4
In de bajonetflens bevindt zich een contactstrip
, waarover de totale gegevensuitwisseling tussen
5
camera en objectief plaatsvindt, inclusief de stuurcommando's voor de autofocus en het diafragma.
INSTELLEN VAN DE SCHERPTE
Het instellen van de scherpte gebeurt bij autofocus-modus automatisch door de camera, bij
handmatige modus door het draaien van de afstandinstelring
. De snelheid waarmee u de ring draait,
3
bepaalt hoe snel u de instelling verandert. Zo kunt u zowel doelgericht fijne instellingen uitvoeren,
zoals snel van het dichtbij- in het verafbereik gaan. Voor meer informatie verwijzen wij u naar de
desbetreffende paragrafen in de handleiding van de camera.
SCHERPTEDIEPTE
Leica SL-objectieven hebben geen diafragmaring; daarom is ook geen schaalverdeling voor scherpte-
diepte aanwezig. Bij de Leica SL kunt u de respectievelijke voorste en achterste grenzen van de
scherptediepte in combinatie met de ingestelde afstand op het display daarentegen op de afdekkap
van de camera aflezen.
35