FR
NL
Fig. 53:
Stuurdriehoek, spiegelbevestiging en klemring
1
Stuurdriehoek
3
Spiegelbevestiging met snelspanner 10 Kleminrichting stuurdriehoek
5
Klemring
3. Schuif de klemring (5) over de motorkabel en de schacht van de motoreenheid
(11).
4. Schuif de spiegelbevestiging met snelspanner (3) over de motorkabel en de
schacht van de motoreenheid (11).
5. Schuif de stuurdriehoek (1) met gemonteerde zwenkarm (6) over de motorkabel
en de schacht van de motoreenheid (11).
pagina 88 / 128
6
1
10
3
11
5
6
Zwenkarm
11 Schacht van de motoreenheid
6. Schuif de stuurdriehoek (1), de spiegelbevestiging met snelspanner (3) en de
klemring (5) naar elkaar toe.
7. Plaats het geheel van stuurdriehoek (1), spiegelbevestiging met snelspanner (3)
en klemring (5) op de gewenste positie.
De positie van de spiegelbevestiging met snelspanner (3) bepaalt de hoogte van
de motor. Het hoogste punt van de propeller moet zich ten minste 5 cm onder
het wateroppervlak bevinden. De hoogte kan ook later worden ingesteld, zie
hoofdstuk 6.3, "Instelling voor optimale waterdiepte".
OPMERKING
Let op de uitlijning van de volgende componenten volgens "Fig. 53: Stuur-
driehoek, spiegelbevestiging en klemring":
Stuurdriehoek (1)
Spiegelbevestiging met snelspanner (3)
Klemring (5)
De zwenkarm bevindt zich aan de zijkant van de propeller. De bovenstaande
componenten moeten dienovereenkomstig worden uitgelijnd.
8. Bevestig de stuurdriehoek (1) met de al los-vast vastgedraaide M5-schroef (9)
met 3,5 Nm.
OPMERKING
De zwenkarm (6) moet zo bevestigd zijn, dat deze niet meer vrij kan bewe-
gen.
9. Bevestig de klemring (5) met de snelspanner (4) zodanig, dat deze de spiegelbe-
vestiging met snelspanner (3) tussen de stuurdriehoek (1) axiaal fixeert (3,5 Nm).
Inbedrijfstelling