6.
DEFECTEN / OPLOSSINGEN
Hieronder vindt u een lijst van mogelijke defecten en hun oplossingen. Die problemen geven aanleiding tot een
abnormale werking van de brander.
In de meeste gevallen gaat bij een probleem het lampje branden van de manuele ontgrendelingsknop van de
controle- en bedieningsdoos (stand 4, fig.1, blz. 1).
Als dit lampje brandt, dan kan de brander opnieuw worden opgestart door een eenvoudige druk op de knop. Als
de brander daarna normaal heropstart dan kan deze onverwachte branderstop worden toegeschreven aan een
occasioneel probleem.
Indien de brander daarentegen opnieuw vergrendelt, gelieve de hieronder opgegeven tabel te raadplegen.
ONTSTEKINGSPROBLEMEN
DEFECT
De brander start niet na
sluiting van de regel-
thermostaten.
De brander doorloopt
normaal de fases van
voorventilatie en ont-
steking maar vergren-
delt na ± 3".
De brander start maar
met vertraagde ontste-
king.
2317
MOGELIJKE OORZAAK
Verliesstroomschakelaar open.
Geen elektrische voeding.
Geen gas.
De
gasdrukschakelaar
zijn contact niet.
Slecht contact van de verbindingen
op de controledoos.
De luchtdrukschakelaar staat in
werkingsstand.
Omwisseling fase en nulleider.
Slechte aansluiting aarding.
De ionisatiesonde is in contact met
de massa of heeft geen contact
met de vlam, of de aansluiting met
de controledoos is onderbroken of
er is een isolatiefout.
De ontstekingselectrode is slecht
afgesteld.
Te veel lucht.
Ventielvertrager te veel gesloten
en dus te weinig gas.
Ontgrendelen. (Indien opnieuw vergren-
deling, controleren of er geen contact is
met de massa).
Check de voeding op klemmen L1-N van
de 7-polige stekker.
Controleer de staat van de zekeringen.
Controleer of de max. thermostaat niet ver-
grendeld is.
Controleer of het manuele ventiel open
staat.
Controleer of de ventielen open zijn en of
er geen kortsluiting is.
schakelt
De gasdrukschakelaar regelen.
Controleer alle stekkers.
Luchtdrukschakelaar vervangen.
Omwisselen.
Correct aansluiten.
Stand controleren en, indien nodig, verbe-
teren. Zie handleiding.
De elektrische verbinding opnieuw uitvoe-
ren.
De elektriciteitskabel vervangen.
Goede afstelling heruitvoeren
Raadpleeg de handleiding.
Het debiet regelen volgens tabel in deze
handleiding.
Een correcte afstelling uitvoeren.
10 NL
OPLOSSING