350-41930
2.12. Daglichtfactor aanpassen
In de ETS-software kan voor elke zone afzonderlijk een factor worden ingegeven voor het invallende daglicht. Met behulp van de IR-afstandsbediening is het
mogelijk om deze daglichtfactor in de drie daglichtgestuurde zones te wijzigen.
Voer de volgende handelingen uit om de waarde van de daglichtfactor te wijzigen met behulp van de afstandsbediening:
1. Druk op 'Zone 1-3'.
2. Druk binnen de 10 s op 'Daylight -' om de daglichtfactor van de desbetreffende zone te laten zakken. Met elke druk gaat de daglichtfactor met 10 % omlaag.
3. Druk binnen de 10 s op 'Daylight +' om de daglichtfactor van de desbetreffende zone te laten stijgen. Met elke druk gaat de daglichtfactor met 10 % omhoog.
De blauwe of rode led van de melder knippert een aantal keren om aan te geven hoeveel stappen de daglichtfactor onder of boven de met de ETS-software
geconfigureerde daglichtfactor zit. Als de daglichtfactor dezelfde is als wat werd geconfigureerd met de ETS-software, laat de melder de groene led eenmaal knipperen.
Voorbeeld: Wanneer je de toets 'Daylight -' tweemaal indrukt, knippert de blauwe led van de melder twee keer om aan te geven dat de waarde voor de
daglichtfactor 20 % lager is dan de in de ETS-software geconfigureerde waarde. Druk je vervolgens de toets 'Daylight +' vijf keer in, dan knippert de rode led
driemaal om aan te geven dat de daglichtfactor nu 30 % hoger is dan de waarde die ingesteld werd in de ETS-software.
2.13. Uitschakelvertraging aanpassen
In de ETS-software kan een waarde worden ingegeven voor de uitschakelvertraging van de aanwezigheidsmelder. Deze waarde bepaalt wanneer het licht gedimd
wordt tot het niveau van oriëntatieverlichting. Met behulp van de IR-afstandsbediening is het mogelijk om de uitschakelvertraging van de aanwezigheidsmelder
te wijzigen.
Voer de volgende handelingen uit om de waarde van de uitschakelvertraging te wijzigen met behulp van de afstandsbediening:
1. Druk op de toets 'Time 1 +' om de uitschakelvertraging te verlengen. Met elke druk wordt de uitschakelvertraging 5 minuten verlengd binnen een bereik
van ± 60 minuten.
2. Druk op de toets 'Time 1 -' om de uitschakelvertraging te verkorten. Met elke druk wordt de uitschakelvertraging 5 minuten verkort binnen een bereik van
± 60 minuten.
De blauwe of rode led van de melder knippert een aantal keren om aan te geven hoeveel stappen de uitschakelvertraging onder of boven de met de ETS-software
geconfigureerde waarde zit. Als de waarde voor de uitschakelvertraging dezelfde is als wat werd geconfigureerd met de ETS-software, laat de melder de groene
led eenmaal knipperen.
Voorbeeld: Wanneer je 'Time 1 -' tweemaal indrukt, knippert de blauwe led van de melder twee keer om aan te geven dat de waarde voor de uitschakelvertraging
2 stappen (10 minuten) lager is dan de in de ETS-software geconfigureerde waarde. Druk je vervolgens 'Time 1 +' vijf keer in, dan knippert de rode led driemaal
om aan te geven dat de uitschakelvertraging nu 3 stappen (15 minuten) hoger is dan de waarde die ingesteld werd in de ETS-software.
2.14. Duurtijd oriëntatieverlichting aanpassen
In de ETS-software kan een waarde worden ingegeven voor de duurtijd van de oriëntatieverlichting.
Deze waarde bepaalt hoe lang de verlichting op het niveau van oriëntatieverlichting blijft, alvorens helemaal uit te schakelen.
Met behulp van de IR-afstandsbediening is het mogelijk om de duurtijd van de oriëntatieverlichting te wijzigen.
Voer de volgende handelingen uit om de duurtijd van de oriëntatieverlichting te wijzigen met behulp van de afstandsbediening:
1. Druk op de toets 'Time 2 +' om de duurtijd van de oriëntatieverlichting te verlengen. Met elke druk wordt de duurtijd van de oriëntatieverlichting 5 minuten
verlengd binnen een bereik van ± 60 minuten.
2. Druk op de toets 'Time 2 -' om de duurtijd van de oriëntatieverlichting te verkorten. Met elke druk wordt de duurtijd van de oriëntatieverlichting 5 minuten
verkort binnen een bereik van ± 60 minuten.
De blauwe of rode led van de melder knippert een aantal keren om aan te geven hoeveel stappen de duurtijd van de oriëntatieverlichting onder of boven de met
de ETS-software geconfigureerde waarde zit. Als de duurtijd van de oriëntatieverlichting dezelfde is als wat werd geconfigureerd met de ETS-software, laat de
melder de groene led eenmaal knipperen.
Voorbeeld: Wanneer je 'Time 2 -' tweemaal indrukt, knippert de blauwe led van de melder twee keer om aan te geven dat de duurtijd van de oriëntatieverlichting
2 stappen (10 minuten) lager is dan de in de ETS-software geconfigureerde waarde. Druk je vervolgens 'Time 2 +' vijf keer in, dan knippert de rode led driemaal
om aan te geven dat de duurtijd van de oriëntatieverlichting nu 3 stappen (15 minuten) hoger is dan de waarde die ingesteld werd in de ETS-software.
2.15. Lichtsferen activeren
Deze functie kan worden gebruikt om lichtsferen te activeren, bijvoorbeeld tijdens presentaties. Enkel in het geheugen geprogrammeerde lichtsferen kunnen
worden geactiveerd.
Druk bijvoorbeeld op 'Scene 1' om lichtsfeer 1 te activeren.
Om de lichtsfeer te annuleren, druk op 'Auto'. De aanwezigheidsmelder gaat dan terug naar de automatische werkingsmodus.
2.16. Zone selecteren
Om een bepaalde functie uit te voeren in een specifieke zone, moet deze zone eerst geselecteerd worden. Dit door op 'Zone 1-4' te drukken. Hierna heb je 10 s
tijd om de gewenste functieknop in te drukken. Deze tijd kan verlengd worden door bijvoorbeeld op 'Dim +' te drukken. Om de zoneselectie te annuleren volstaat
4
NL