h) Voertuig besturen
Bedien de gas/remhendel op de zender voor de rijfunctie enkel heel voorzichtig en rijd in het begin niet te
snel tot u vertrouwd bent met de reacties van het voertuig op de bediening. Maak geen plotselinge of
snelle bewegingen met de bedieningselementen van de zender.
Als het voertuig de neiging heeft om naar links of rechts te trekken, moet u de trim voor de besturing overeenkomstig
instellen op de zender.
Bij het wisselen tussen vooruit- en achteruitrijden, dient de gas/remhendel zich kort (ca. 1- 2 seconden) in de neutraal-
stand te bevinden. (neutrale stand = hendel loslaten, niet bewegen). Als de gas/remhendel direct zonder pauze van
vooruit- naar achteruitrijden wordt getrokken, wordt het voertuig afgeremd (het voertuig rijdt NIET achteruit).
De LED op de rijregelaar licht groen op in de neutrale stand; deze knippert bij het vooruitrijden snel en bij het achteruit-
rijden langzaam. Wanneer de LED bij het vooruitrijden voortdurend rood oplicht is de eindstand bereikt (volgas). Bij
uitval van het zendersignaal schakelt de rijregelaar om veiligheidsredenen de motor uit (de stuurservo zal echter evt.
trillen, indien geen fail-safe is geïnstalleerd). Hetzelfde geldt bij een overtemperatuur van de rijregelaar.
De afbeeldingen onderaan dienen enkel als illustratie van de functies. Deze moeten niet met het design van de
meegeleverde zender overeenkomen!
1. Gas/remhendel loslaten, voertuig rolt uit (of beweegt zich niet, evt. trimming corrigeren), hendel bevindt zich in de
neutrale stand
2. Vooruit rijden, gas/remhendel in de richting van de greep trekken
3. Vooruit rijden en dan remmen (het voertuig vertraagt; loopt niet langzaam uit), de gas/remhendel zonder pauze
van de greep wegschuiven
4. Vooruit rijden en dan achteruit rijden (tussen de wissel ca. 2 seconden kort wachten (ca. 1 - 2 seconden) en de
hendel in de neutrale stand laten staan!)
82
Kort wachten