− Laad de accu op bij een omgevings-
temperatuur tussen 4 °C en 40 °C. De
optimale temperatuur om de accu op te
laden bedraagt ca. 23 °C.
− Laad de accu op als de capaciteitsindica-
tor een lage accucapaciteit aangeeft.
1. Schuif de accu (niet meegeleverd) tot aan het
5
aanslag
afb. C en D).
Zorg er bij het inschuiven voor dat de contacten
lader in de voorziene contactgroeven op de accu lopen en
dat de zijdelingse geleidingen op de accu in de voorziene
uitsparingen op de lader grijpen (zie afb. B).
2. Sluit de lader aan op een volgens de voorschriften geïn-
stalleerd stopcontact.
De statusindicatie
toestand van de accu en van de lader (zie hoofdstuk „Sta-
tusindicaties op de lader").
3. Koppel de lader los van het stroomnet als de accu volledig
opgeladen is.
4. Schuif de accu van de lader af in de richting van de netka-
2
bel
.
Wanneer er een fout is opgetreden tijdens het opladen, kop-
pelt u de lader los van het stroomnet.
• De lader herkent automatisch het aange-
sloten accutype 20 V- of 20 V (×2)-accu.
• Neem de laadtemperatuur in acht (zie
hoofdstuk „Technische gegevens").
in de accuhouder
4
van de lader signaleert de actuele
Eerste ingebruikname
1
van de lader
3
(zie
6
op de
17