• Boor achter de toekomstige positie van de camera-eenheid een gat met een diameter van 12
mm zodat de stekker van de leiding later naar de zenddoos (4) kan worden doorgevoerd. De
kentekenplaathouder (1) moet het boorgat na de montage bedekken.
• De aansluitleiding naar de zenddoos (4) kan in het onderste deel van de kentekenplaathouder
(1) naar links of rechts worden verlegd zodat het boorgat niet precies achter de camera-
eenheid moet liggen.
• Bescherm de randen van het boorgat met lak of met een andere vorm van corrosiebescherming
tegen roest.
• Trek de aansluitleiding naar de zenddoos (4) door het boorgat en bekleed het boorgat met het
reeds over de leiding geschoven rubberen omhulsel zodat er geen vocht langs de kabel in het
voertuiginterieur kan raken.
• Bekleed het rubberen omhulsel bovendien aan de binnen- en buitenzijde met een elastische
dichtingsmassa (vb. silicone) om een absolute dichtheid te garanderen.
• Bevestig de kentekenplaathouder (1) met de meegeleverde of andere geschikte schroeven in
de standaard kentekenplaatboorgaten.
De oriëntering van de kentekenplaathouder (1) bij de montage speelt geen rol. U kunt
dit van de omstandigheden aan het voertuig laten afhangen. De cameralens (3) moet
een vrije "blik" op de omgeving achter het voertuig hebben.
57