3. Instructies voor gebruik
3.1 Montage
OPMERKING
◊
Haal alle onderdelen uit de verpakking. Controleer of alle onderdelen aanwezig zijn.
◊
Leg een kartonnen plaat of kleed op de ondergrond voordat je het product gaat monteren,
om te voorkomen dat er krassen of beschadigingen worden veroorzaakt aan de ondergrond.
1
4
1.
Zet het frame rechtop. Plaats het stuur op de wielvork op de gewenste hoogte en zet het vast
met de inbussleutel.
2. Zet het zadel op het frame op de gewenste hoogte en zet de bevestigingsklem vast.
3. Verwijder de wielasplaat van het wiel.
4. Plaats de tandwielpen in de wielas en bevestig dan de wielasplaat op het wiel. Zorg ervoor
dat de tandwielpen door de wielasplaat wordt geschoven.
5. Plaats op beide kanten van het wiel een afstandshouder op de tandwielpen. Plaats het wiel
tussen de wielvork. Zet het wiel vast met de schroef. Herhaal stap 3 t/m 5 voor het andere
wiel.
6. Draai de schroeven van de wielen vast met de inbussleutels.
7.
Het product is klaar voor gebruik.
LET OP!
◊
Zorg ervoor dat het stuur en zadel goed in het frame zijn gemonteerd en goed vastzitten.
3.2 Gebruiken
1.
Laat het kind op het zadel zitten.
2. Zorg ervoor dat het kind beide handen aan het stuur heeft. Het stuur dient altijd
vastgehouden te worden tijdens gebruik van het product.
3. Het product komt in beweging als het kind begint te lopen terwijl deze op het zadel zit.
2
5
Nederlands
3
6
9