IN S TA LLA TIE H A N DLE ID IN G
Plaatsen met inmetselcassette (indien van toepassing):
Ø
Plaats de haard met inmetselcassette op een vloer met voldoende draagkracht.
Ø
Plaats de inmetselcassette voor een brandveilige muur.
Ø
Plaats, in geval van een brandbare muur, een 10 cm dikke brandveilige muur.
Ø
Plaats de inmetselcassette waterpas op de gewenste hoogte en zet deze vast met metalen ankers.
Ø
Zet bij een hoekmodel de trekstang vast aan de muur en stel deze.
Ø
Sluit het rookgaskanaal aan op de ring van de cassette.
Ø
De cassette is niet geschikt om een rookgaskanaal te dragen; deze moet zelfdragend zijn.
Ø
Gebruik onbrandbaar en hittebestendig materiaal volgens Eurobrandklasse A1 EN 13501-1 voor de boezem
(inclusief de bovenkant van de boezem), het materiaal in de boezem en de achterwand waartegen het toestel
wordt geplaatst. Zowel plaatmateriaal als steenachtige materialen zijn hiervoor mogelijk.
Ø
Indien de boezem van hittebestendige platen volgens Eurobrandklasse A1 EN 13501-1, zoals promafour,
promatect, nobranda e.d., gemaakt wordt, kunnen deze aan de cassette vastgezet worden.
Ø
Steenachtige materialen mogen niet op de cassette rusten; gebruik hiervoor een baksteenlatei met keramisch vilt.
Ø
Laat 6 mm ruimte tussen de cassette en de boezemwanden.
Ø
Bekleed de cassette met 6 cm hittebestendig isolatiemateriaal.
Ø
Houd rekening met het uitzetten van de cassette. Houd de cassette vrij van stucwerk.
Ø
De boezem mag aan de buitenzijde niet warmer worden dan 90 graden Celsius.
Ø
Breng, indien er sprake is van een brandbaar plafond, 30 cm onder het plafond in de boezem een brandwerende
plaat met daarop een 10 cm dikke warmte-isolerende laag aan.
Ø
Zet de haard voor de inmetselcassette.
Ø
Draai de stelpoten in en controleer of ze goed verstelbaar zijn. Er kan nog wat straalgrit aanwezig zijn.
Ø
Schuif de haard voorzichtig in het gat. Zorg dat er geen beschadigingen ontstaan.
Ø
Draai de stelpoten met de bijbehorende inbussleutel zodanig, dat de haard in de gewenste positie staat. Zorg dat
er onder de haard voldoende ruimte overblijft voor de toevoer van verbrandingslucht.
Ø
Maak een goede, luchtdichte afdichting tussen de haard en de rookgasafvoer.
Ø
Houd minimaal 10 mm ruimte tussen de haard en de cassette.
Ø
Plaats, indien van toepassing, de remkap voor de uitgang, de binnenbekledingsplaten in omgekeerde volgorde
weer terug en leg de keerplaat tegen de achterwand en op de profielen.
Ø
Plaats het kader indien deze los is meegeleverd.
Ø
Plaats, in geval van een brandbare vloer, een brandwerende vloerplaat voor de haard. De vloerplaat van
niet-brandbaar materiaal dient minimaal 300 mm voor de haard uit te steken en minimaal 300 mm breder te zijn
dan de haard.
13