Als u gebruik maakt van een standaard DMX-lichtstuurtafel, kunt u de DMX uitgang van de lichtstuurtafel rechtstreeks aansluiten op de DMX ingang van
het eerste apparaat. Sluit altijd de DMX uitgang aan op de eerst volgende DMX ingang van het volgende apparaat totdat alle apparaten zijn aangesloten.
! Bij het laatste apparaat, dient u de DMX-lijn af te sluiten met een eindweerstand. Neem een XLR connector en soldeer een 120 Ohm
weerstand tussen signaal (-) en signaal (+)en steek deze in de DMX uitgang van het laatste apparaat in de lijn.
Dit apparaat kan communiceren met behulp van RDM (Remote Device Management) via DMX512. RDM is een bi-directioneel communicatieprotocol voor
gebruik in DMX512-besturingssystemen, het is de open standaard voor DMX512 configuratie en statusbewaking.
Het RDM-protocol maakt het mogelijk datapakketten in een DMX512-lijn in te voegen zonder dat de bestaande niet-RDM-apparatuur te beïnvloeden. Het
systeem is in staat, met behulp van een lichtstuurtafel of speciale RDM-controller, om commando's te verzenden en te ontvangen van specifieke
armaturen.
Met de RDM-functie kunt u onder andere het DMX-startadres van uw armaturen op afstand instellen. Dit is vooral handig wanneer het apparaat in een
onbereikbaar plek is geïnstalleerd. Elke apparaat heeft een RDM UID (uniek identificatienummer).
De opeenhoping van stof, vuil en andere zwevende deeltjes verminderen de lichtopbrengst van het apparaat. Het zal ook voorkomen dat het apparaat
correct koelt, en dit zal de levensduur van het apparaat verkorten. De snelheid van de vuilafzetting zal variëren afhankelijk van omgevingsfactoren zoals
stof in de lucht, gebruik van rookmachines, luchtstroom van ventilatiesystemen, enz. De koelventilatoren van het apparaat zullen de opbouw versnellen,
en alle rookdeeltjes die in de atmosfeer aanwezig zijn, zullen de neiging tot verstopping van vuil vergroten.
Om de beste preStatics en levensduur van het apparaat te krijgen, inspecteer het apparaat regelmatig en maak deze schoon zodra u tekenen van
vuilophoping ziet.
Beoordeel de gebruiksomgeving elke keer dat u het apparaat begint te gebruiken. In stoffige of rokerige omstandigheden, inspecteer het apparaat na
enkele uren en controleer het regelmatig of het apparaat mogelijk sneller vuil aantrekt dan u verwacht. Stel een reinigingsschema op dat ervoor zorgt dat
het vuil wordt verwijderd voordat het zich kan ophopen.
Gebruik de volgende richtlijnen:
• Ontkoppel het apparaat van het stroomnet en laat hem volledig afkoelen voordat u hem schoonmaakt.
• Gebruik geen oplosmiddelen, schuurmiddelen of andere agressieve producten om het apparaat te reinigen.
• Stofzuig of gebruik lage druk perslucht om stof en losse deeltjes van oppervlakken en luchtopeningen te verwijderen. Voorkom dat de bladen van
de koelventilatoren draaien voordat u een vacuüm of luchtstraal op de ventilator richt, anders kunt u de ventilator te snel laten draaien en deze
beschadigen.
• Reinig glazen onderdelen door ze voorzichtig af te vegen met een zachte, schone, pluisvrije doek, bevochtigd met een zwakke reinigingsoplossing.
Leg de oplossing op de doek en niet op het te reinigen oppervlak. Vermijd het wrijven van glazen oppervlakken.
• Droog het apparaat met een zachte, schone, pluisvrije doek of perslucht onder lage druk voordat u het apparaat opnieuw van stroom voorziet.