nEDERLanDs
kan worden ingedraaid. Snelheid 1 biedt hetzelfde
koppeldraaimoment als snelheden 2 en 3. Voor optimale
prestaties van de elektronische koppeling verdienen de
snelheden 2 en 3 echter de voorkeur.
OPMERkInG: Gebruik eerst de laagste stand voor het
aanhaalmoment (1) en ga naar een hoger nummer tot
aan de hoogste instelling (11) voor het indraaien van het
bevestigingsmateriaal tot de gewenste diepte. Hoe lager het
nummer, hoe lager het aanhaalmoment.
2. Stel de stelring torsieaanpassing
getalsinstelling voor de gewenste torsie. Voer een paar tests
uit in afval of onzichtbare gebieden om de juiste positie van
de stelring torsieaanpassing te bepalen.
OPMERkInG: De stelring torsieaanpassing kan te allen tijde op
ieder getal worden ingesteld.
Boren (Afb. D)
WAARSCHUWING: Om het risico op letsel te
verkleinen, dient u ALTIJD ervoor te zorgen dat het
werkstuk verankerd is of goed is vastgezet. Als u door dun
materiaal boort, gebruikt u een houten "reserveblokkering"
om schade aan het materiaal te voorkomen.
1. Kies het gewenste snelheid/torsie bereik met de
versnellingswisselaar
8
zodat de snelheid en torsie aan de
geplande actie voldoen. Zet de stelkraag aanhaalmoment
op het boorsymbool.
2. Voor HOUT gebruikt u spiraalboren, steekboren, grondboren
of zaagboren. Voor METAAL gebruikt u hoge snelheid
spiraalboren of zaagboren. Gebruik een smeermiddel als
u metaal boort. De uitzonderingen hierop zijn gietijzer en
koper, die droog dienen te worden geboord.
3. Oefen altijd druk uit in een rechte lijn met de boor.
Gebruik voldoende druk om de boor verder te laten boren,
maar druk niet zo hard dat de motor vastloopt of de
boor doorbuigt.
4. Houd het gereedschap stevig met beide handen vast om
het wegdraaien van de boor te voorkomen.
5. aLs DE BOOR VasTLOOPT komt dit meestal omdat hij
overbelast wordt. LaaT DE TREkkER OnMIDDELLIJk LOs,
verwijder de boor uit het werkstuk en stel de reden van
het vastlopen vast. kLIk DE TREkkER nIET UIT En aan
In EEn POGInG OM EEn VasTGELOPEn BOOR OP TE
sTaRTEn – DIT kan DE BOOR BEsCHaDIGEn.
6. Houd de motor draaiende als u de boor uit een geboord gat
trekt. Dit helpt vastzitten te voorkomen.
Bediening klopboren (Afb. E)
1. Kies het gewenste snelheid/torsie bereik met de
versnellingswisselaar
8
zodat de snelheid en torsie aan de
geplande actie voldoen. Zet de stelkraag aanhaalmoment
op het hamersymbool.
2. Oefen tijdens het boren precies zo veel kracht op de hamer
uit dat de hamer niet al te veel stuitert. Wanneer u lange tijd
te veel kracht op de hamer uitoefent, zal de boorsnelheid
van de hamer afnemen en zal het gereedschap mogelijk te
heet worden.
88
5
opnieuw in op de juiste
5
5
3. Boor recht, houd het boorstuk in een rechte hoek ten
opzichte van het werkstuk. Oefen geen zijdelingse druk
op het boorstuk uit tijdens het boren, omdat dit ervoor
zorgt dat de boor vastloopt en een lagere boorsnelheid
wordt verkregen.
4. Als u diepe gaten boort en de klopboorsnelheid
afneemt, haalt u de boor gedeeltelijk uit het gat terwijl
het gereedschap nog aan staat om puin uit het gat
te verwijderen.
5. Bij metselwerk gebruikt u hardmetalen boorstukken
of boorstukken voor metselwerk. Een gelijkmatige
hoeveelheid stof die vrijkomt, geeft aan dat u de juiste
boorsnelheid gebruikt.
ONDERHOUD
Uw gereedschap op stroom is ontworpen om gedurende
een lange tijdsperiode te functioneren met een minimum
aan onderhoud. Het continu naar bevrediging functioneren
hangt af van de juiste zorg voor het gereedschap en
regelmatig schoonmaken.
WAARSCHUWING: Om het gevaar op ernstig
persoonlijk letsel te verminderen, zet u het
gereedschap uit en ontkoppelt u de accu, voordat
u enige aanpassing maakt of hulpstukken of
accessoires verwijdert/installeert. Het onbedoeld
opstarten kan letsel veroorzaken.
Aan de lader en de accu kan geen onderhoud worden verricht.
C
Smering
Uw elektrische gereedschap heeft geen aanvullende
smering nodig.
D
Reiniging
WAARSCHUWING: Blaas vuil en stof uit de
hoofdbehuizing met droge lucht, zo vaak u ziet dat
vuil zich in en rond de luchtopeningen ophoopt. Draag
goedgekeurde oogbescherming en een goedgekeurd
stofmasker als u deze procedure uitvoert.
WAARSCHUWING: Gebruik nooit oplosmiddelen
of andere bijtende chemicaliën voor het reinigen van
niet‑metalen onderdelen van het gereedschap. Deze
chemicaliën kunnen het materiaal dat in deze onderdelen
is gebruikt verzwakken. Gebruik een doek die uitsluitend
met water en milde zeep is bevochtigd. Zorg dat er nooit
enige vloeistof in het gereedschap komt; dompel nooit
enig onderdeel van het gereedschap in een vloeistof.