7
Temperatuurinsteltoetsen
koelruimte
Met deze toetsen wordt de
temperatuur van de koelruimte
ingesteld.
8
Temperatuurindicatie
Koelruimte
De cijfers komen overeen met
de ingestelde temperaturen in
de koelruimte in °C.
9
Toets „super" (Koelruimte)
Om het superkoelsysteem in en
uit te schakelen.
Inschakelen van
het apparaat
Afb. 2
1. Het apparaat met de toets Aan/Uit
inschakelen, afb. 1.
Er klinkt een alarmsignaal,
de temperatuurindicatie 4 knippert en
de alarmtoets 5 brandt.
2. Door de alarmtoets 5 in te drukken
wordt het alarmsignaal uitgeschakeld.
Het apparaat begint te koelen. De
verlichting is ingeschakeld wanneer
de deur open is.
De fabriek adviseert de volgende
temperaturen:
Koelruimte: +4 °C
■
Diepvriesruimte: -18 °C
■
Aanwijzingen bij het gebruik
Na het inschakelen kan het een aantal
■
uren duren voordat de ingestelde
temperaturen zijn bereikt.
Vóór die tijd geen levensmiddelen in
het apparaat leggen.
De voorzijde van het apparaat achter
■
de deur wordt gedeeltelijk licht
verwarmd waardoor de vorming van
condenswater in de buurt van de
deurafdichting wordt voorkomen.
Wanneer de deur van de
■
diepvriesruimte na het sluiten niet
direct weer geopend kan worden,
dient u even te wachten tot de
onderdruk is verdwenen.
Instellen van
de temperatuur
Afb. 2
Koelruimte
De temperatuur is instelbaar van +2 °C
tot +8 °C.
Temperatuur-insteltoets 7 net zo vaak
indrukken tot de gewenste temperatuur
in de koelruimte is ingesteld.
De laatst ingestelde waarde wordt in het
geheugen opgeslagen. De ingestelde
temperatuur wordt aangegeven op de
temperatuurindicatie 8.
Diepvriesruimte
De temperatuur is instelbaar van -16 °C
tot -24 °C.
Temperatuur-insteltoets 3 net zo vaak
indrukken tot de gewenste temperatuur
in de diepvriesruimte is ingesteld.
De laatst ingestelde waarde wordt in het
geheugen opgeslagen. De ingestelde
temperatuur wordt op indicatie 4
aangegeven.
nl
69