Controleer de apparatuur regelmatig op correcte werking.
Bewaar het apparaat op een droge plaats en buiten het bereik van kinderen. Bescherm de apparatuur
tegen vorst en droogloop.
Controleer voor de inbedrijfstelling de apparatuur en kabels op eventuele beschadigingen.
Houd kinderen uit de buurt van de aangesloten pomp.
Houd het netsnoer uit de buurt van hitte, olie en scherpe randen.
Gebruik de drukleiding of de stroomkabel niet om de apparatuur vast te zetten of te transporteren.
Gebruik alleen door de fabrikant goedgekeurde accessoires.
LAY-OUT
1. Draaghandgreep
2. Voedingskabel
3. Pomphuis 11
4. Pompvoetstuk
5. Pompuitgang
6. Vlotterschakelaar
7. Klemmendoos
8. Aan/uit-schakelaar
9. Overbelastingsbeveiliging
10. Batterij (niet inbegrepen)
11. Lader (niet inbegrepen)
INSTALLATIE
Stationair draaien
- Met een vaste pijpleiding
- Met een flexibele slangleiding. Hang de pomp aan de draagbeugel of aan de onderkant van de schacht,
maar hang hem nooit aan de kabel of drukslang.
De bodem van de schacht moet altijd vrij zijn van slib of andere onzuiverheden en heeft afmetingen van
minstens 40 x 40 x 50 x 50 zodat de vlotterschakelaar vrij kan bewegen
Controleer of de vlotterschakelaar werkt.
Zorg ervoor dat de drukleiding goed is aangesloten.
De pomp is klaar voor gebruik wanneer deze is aangesloten op de klemmenkast.
DE ROTOR REINIGEN
Bij verontreinigingen in het pomphuis moet het onderste deel van de pomp als volgt worden
gedemonteerd:
1. Verwijder de 3 schroeven aan de onderkant van de zuigkooi.
2. Verwijder de zuigkooi uit het pomphuis.
3. Maak de rotor schoon met zuiver water.
4. Monteer in omgekeerde volgorde.