Opmerkingen
1) Bij weerstanden groter dan 3.26MΩ kan het enkele seconden duren alvorens de meter een stabiele uitlezing
weergeeft. Dit is normaal.
2) Wanneer geen weerstand verbonden wordt met de meetsnoeren (open circuit) zal de meter de boodschap "OL"
op het display plaatsen.
3) Zorg ervoor dat bij weerstandsmetingen geen spanning meer op de schakeling staat en dat alle condensatoren
volledig ontladen zijn.
3.4 Capaciteitsmetingen
1) Het zwarte meetsnoer wordt met de COM-ingang verbonden, het rode (+) komt aan de mA/Cx aansluiting.
2) Zet de functieschakelaar in stand nF of µ F.
3) Verbind de meetsnoeren met de condensator. Let op de polariteit.
Opmerkingen
1) Bij het meten van capaciteiten in een schakeling mag geen spanning aanwezig zijn, en moeten alle
condensatoren volledig ontladen zijn.
2) De meetbereikinstellingen gebeurt manueel. Er zijn twee meetbereiken beschikbaar, nl. 326nF en 32.6µ F.
3) Wanneer de toets "RANGE" gebruikt wordt bij deze meetfunctie is het mogelijk dat de komma op de verkeerde
plaats staat.
4) In het nF-bereik kan het gebeuren dat de meter niet exact 0 uitleest wanneer geen condensator verbonden is. Dit
dient van de meting te worden afgetrokken, om een correcte waarde te bekomen.
3.5 Frequentiemetingen
1) Het zwarte meetsnoer wordt met de COM-ingang verbonden, het rode meetsnoer komt aan de V/Ω/F aansluiting.
2) Stel de functieschakelaar in de stand Hz en verbind de meetsnoeren met de schakeling.
Opmerkingen :
De spanning van het signaal moet tussen 200mV en 10V rms liggen.
Indien de spanning hoger is, zal de meting minder nauwkeurig zijn.
3.6 Continuïteitsmeting & Diodetest
1) Het zwarte meetsnoer wordt met de COM-ingang verbonden, het rode meetsnoer komt aan de V/Ω/F aansluiting.
2) Stel de functieschakelaar in de stand
/
en druk op de knop
/
om de gewenste mode te selekteren.
3) Bij continuïteitsmetingen zal de ingebouwde zoemer een signaal geven wanneer de weerstand tussen de
meetsnoeren kleiner is dan +/- 50Ω.
4) Wordt diodetest geselekteerd, dan dient het rode en het zwarte meetsnoer aan de respektievelijke anode en
kathode van de diode te worden gelegd. Op het display verschijnt dan de voorwaartse spanningsval (in V) over de
diode.
3.7 Transistortest
1) Stel de functieschakelaar in de stand "hFE"
2) Controleer welk type transistor het betreft (NPN of PNP)
3) Lokaliseer de basis, emitter en collector.
4) Steek de aansluitingen van de transistor in de overeenkomstige gaatjes van het transistorvoetje.
5) Op het display kan de gemiddelde versterkingsfactor hFE afgelezen worden. (Testomstandigheden : basisstroom
: 10µ A, Vce : 3.2V)
Specificaties
4.
De nauwkeurigheid van dit toestel is gewaarborgd voor een periode van 1 jaar na ijking bij een gemiddelde
temperatuur tussen 18°C en 28°C en een relatieve vochtigheid van maximum 80%.
DVM68
- 13 -
VELLEMAN