Publicité
Les langues disponibles
Les langues disponibles
PE 1515
19
III.
BEDIENING
(fig. 1)
A. NETSPANNING
Het apparaat wordt in- en uitgeschakeld met de netschakelaar
(SK2) rechtsonder op het frontpaneel.
Waarschuwing:
Bij openen van een ingeschakeld apparaat dient er rekening mee te worden gehouden
dat een deel van het circuit netspanning t.o.v.
aarde voert.
De desbetreffende delen
zijn rood gemerkt.
B. UITGANGSSPANNING
De uitgangsspanning wordt aangegeven door de gecombineerde
volt/ampere meter nadat deze met
een van de druktoetsen (12,5 V of 30 V) van de "METER
RANGE"
schakelaar in het juiste meet-
bereik is geschakeld.
Met de knop "U" wordt de uitgangsspanning ingesteld,
Overspanningsbeveiliging (crowbar)
De op de uitgangsklemmen aangesloten schakeling kan tegen te hoge spanningen worden beveiligd
met de ''OVERVOLTAGE
PROTECTION"
welke met een potentiometer met schroevedraaierinstelling
aan de achterzijde instelbaar is tussen 3,5 en 35 V.
Overschrijdt de spanning aan de uitgangsklemmen deze ingestelde waarde dan zal signaallamp
"DC FAILURE"
oplichten terwijl de uitgangsspanning wegvalt,
De signaallamp "U" (bij spanningsstabilisatie)
of de signaallamp "I" (bij stroomstabilisatie)
zal
dan doven.
Zodra de oorzaak van overspanning is opgeheven,
herstelt de uitgangsspanning zich door de
stabilisator uit-, en daarna weer opnieuw in te schakelen.
C. UITGANGSSTROOM
De uitgangsstroom wordt eveneens door de gecombineerde volt/ampere meter aangegeven nadat
deze met een van de druktoetsen
(12,5 A) van de "METER
RANGE"
schakelaar in het juiste
meetbereik is geschakeld.
Met knop "I" wordt de uitgangsstroom ingesteld,
Voor instelling van de uitgangsstroom mogen de uitgangsklemmen
eventueel worden kortgesloten,
het verdient echter aanbeveling dit bij een laag ingestelde uitgangsspanning te doen.
Opmerking: Tijdens transport de druktoetsen van de "METER
RANGE"
schakelaar alle in de "uit"
positie om de bewegingen van de draaispoel van de meter zoveel mogelijk te dempen.
Publicité
