6. Elektrische aansluitingen
Service menu
Test run
Input maintenance info.
Settings
Check
Others
Main menu:
Cursor
F1
F2
F3
F4
Afb. 6-2
Function setting
Ref. address
Unit No.
Grp./1/2/3/4/All
Monitor:
Cursor
Address
F1
F2
F3
F4
Afb. 6-4
Function setting
Ref. address
Grp.
(1/8)
Mode 1
1
Mode 2
2
Mode 3
1
Mode 4
1
Request:
Value
F1
F2
F3
F4
Afb. 6-6
Opmerking:
• Stel de bovenstaande instellingen waar nodig in op Mr. Slim-units.
• Tabel 1 vat de instellingsopties samen voor ieder modusnummer. Raadpleeg de installatiehandleiding van de binnenunit voor meer informatie over
begininstellingen, modusnummers en instellingsnummers voor de buitenunits.
• Zorg dat u de instellingen van alle functies opschrijft indien er begininstellingen gewijzigd zijn na het voltooien van installatiewerk.
Settings menu
Function setting
Rotation setting
Service menu:
Cursor
F1
F2
F3
F4
Afb. 6-3
Function setting
Ref. address
Grp.
(1/8)
Mode 1
1
Mode 2
2
Mode 3
1
Mode 4
1
Save:
Cursor
Page
F1
F2
F3
F4
Afb. 6-5
Function setting
Ref. address
Grp.
Sending data
F1
F2
F3
F4
Afb. 6-7
6.2. Functie-instellingen
6.2.1. Instelling van de functies op het apparaat (de functies van
het apparaat selecteren)
1 (Afb. 6-2)
• Selecteer "Service" in het Main menu (Hoofdmenu) en druk op de toets
[SELECTEREN].
• Selecteer "Settings" (Instellingen) in het Service-menu en druk op de toets
[SELECTEREN].
2 (Afb. 6-3)
• Selecteer "Function setting" (Functie-instellingen) met de toets [SELECTE-
REN].
3 (Afb. 6-4)
• Stel de koeladressen van de binnenunit en unitnummers in met de knoppen
[F1], [F2], [F3] en [F4], en druk vervolgens op de toets [SELECTEREN] om de
huidige instelling te bevestigen.
<Het unitnummer van de binnenunit controleren>
Wanneer op de toets [SELECTEREN] wordt gedrukt, gaat de ventilator van de
opgegeven binnenunit draaien. Bij gebruik in groep of wanneer alle units worden
gebruikt, gaat de ventilator van alle binnenunits voor het geselecteerde koelmid-
deladres draaien.
4 (Afb. 6-5)
• Schakel tussen de pagina's met de functietoets [F3] of [F4].
• Selecteer het modusnummer met de functietoets [F1] of [F2] en druk
vervolgens op de toets [SELECTEREN].
5 (Afb. 6-6)
• Selecteer het instellingsnummer met de functietoets [F1] of [F2].
Instellingsbereik voor modus 1 t/m 28: 1 t/m 3.
Instellingsbereik voor modus 31 t/m 66: 1 t/m 15.
6 (Afb. 6-7)
• Als u klaar bent met instellen drukt u op de toets [SELECTEREN] om de
instellingsgegevens te verzenden vanaf de afstandsbediening naar de
binnenunits.
• Als de overdracht succesvol verlopen is, keert het scherm terug naar het
scherm "Function setting".
nl
14