De sensor monteren
1. Zorg ervoor dat de sensor goed is verbonden met de
Husqvarna Fleet Services
product koppelen op pagina 391 .
2. Boor 2 gaten door de markeringen in de sleuf van de
behuizing. (Fig. 43)
Let op:
Zorg ervoor dat de gaten dezelfde
afmeting hebben als de klinknagels die bij de sensor
zijn geleverd.
3. Gebruik een tang om de buitenste gaten in de
sensorsleuf te verwijderen. (Fig. 44)
4. Boor 2 gaten door de markeringen in de sensorsleuf.
(Fig. 45)
5. Lijn de sensorsleuf uit met de sleuf in de behuizing.
(Fig. 46)
6. Bevestig de sensorsleuf met de klinknagels.
7. Breng de sensor aan in de sensorsleuf. Lijn de witte
markering op de sensor uit met de markering op de
sensorsleuf. (Fig. 47)
8. Sluit het deksel van de sensor en vergrendel
het met de sensorsleutel. Zorg ervoor dat de
bovenkant van de "H" van Husqvarna niet richting
de veiligheidssleutel wijst. (Fig. 48)
Het product in de werkstand zetten (LC
551iV)
1. Til de handgreep omhoog. (Fig. 49)
2. Beweeg de knoppen omhoog naar de handgreep tot
de aanslag en u een klik hoort. (Fig. 34)
3. Draai de knoppen volledig vast.
Maaihoogte afstellen (LB 548i,
LC 551iV)
De maaihoogte is op 6 niveaus verstelbaar.
1. Duw de maaihoogteregeling in de richting van het
wiel en vervolgens naar achteren om de snijhoogte
te vergroten.
2. Duw de maaihoogteregeling in de richting van het
wiel en vervolgens naar voren om de snijhoogte te
verlagen. (Fig. 50)
OPGELET:
laag in. Als het oppervlak van het gazon niet
waterpas is, kunnen de messen de grond
raken.
Maaihoogte afstellen (LB 553iV)
De maaihoogte is op 5 niveaus verstelbaar.
1. Breng de maaihoogtehendel naar achteren om de
maaihoogte te vergroten.
392
™
De app en het
-app. Zie
Stel de maaihoogte niet te
2. Breng de maaihoogtehendel naar voren om de
maaihoogte te verkleinen. (Fig. 51)
OPGELET:
laag in. Als het oppervlak van het gazon niet
waterpas is, kunnen de messen de grond
raken.
Accu
WAARSCHUWING:
product gebruikt, dient u het hoofdstuk
over veiligheid te lezen en hebben
begrepen. Zorg er ook voor dat u de
bedieningshandleiding bij de accu en de
acculader hebt gelezen en begrepen.
Accustatus
Het display geeft de resterende accucapaciteit aan
en geeft aan of er problemen zijn met de accu. De
accucapaciteit wordt gedurende 5 seconden nadat het
product is uitgeschakeld, weergegeven na het indrukken
van de accu-indicatorknop. Het waarschuwingssymbool
op de accu gaat branden als er een fout is opgetreden.
Accu op pagina 396 .
Zie
(Fig. 52)
LED-lampjes
Alle leds branden
Led 1, led 2, led 3 bran-
den
Led 1, led 2 branden
Led 1 brandt
LED 1 knippert
De accu opladen
Laad de accu voor het eerste gebruik op. De accu
is slechts 30% opgeladen wanneer deze aan de klant
wordt geleverd.
Let op:
De acculader moet worden aangesloten op
de spanning en frequentie die overeenkomen met de
specificaties op het productplaatje.
De accu wordt niet opgeladen als de accutemperatuur
hoger is dan 50°C. De acculader verlaagt de
temperatuur van de accu voordat deze begint te laden.
1. Sluit een uiteinde van de voedingskabel voor de
acculader aan op de aansluiting van de acculader.
Stel de maaihoogte niet te
Voordat u het
Accustatus
Volledig opgeladen (75‐
100%)
De accu is 50%‐75% op-
geladen
De accu is 25%‐50% op-
geladen
De accu is 0%‐25% opge-
laden.
De accu is leeg. Laad de
accu op.
1630 - 005 - 07.07.2023